wil ik niet ontkennen, dat het wonder ook heeft moeten dienen als bewijsstuk voor de waarheid, die verkondigd werd, maar toch moet de kracht van het aangewende middel veel meer nog gezocht worden in de weldaad der genezing, die wederliefde wekte.

Wat den apostelen in den aanvang niet anders mogelijk was dan door wonderkracht, dat vermag de thans volgroeide Kerk van Christus door haar eigen kracht, welke de kracht van Christus is.

Christus namelijk doordringt de Kerk, doordringt de missionarissen met zijn Goddelijke Liefde en stelt hunne natuurlijke talenten in dienst van Zijne liefde, om zoo de kracht van die hoogste liefde te doen voelen in het land, waar schaduwen des doods nog den armen mensch omzweven.

Hij beveelt den missionaris de arme heidenen te helpen in al hun menschelijk lijden, in hunne ziekten door verleenen van geneeskundige hulp en verpleging en verzorging, in hunne onwetendheid door scholen en onderricht en opvoeding, in hunne armoede door verbeteren van landbouw en invoeren van nijverheid, in hunne gebreken door zedelijke opvoeding.

Hij maakt zijn liefde tastbaar en doet haar voelen en dringt en dwingt tot wederliefde. Hij maakt de harten toegankelijk voor de waarheid der Blijde Tijding, waarvan hij den voorsmaak heeft doen proeven door vele weldaden.

Is dan voor de verkondigde waarheid thans geen bewijsstuk noodig, nu het wonderbare der genezing is vervallen?

Zeker, ’n bewijsstuk is ook nu nog noodig, maar de volgroeide kerk is zelf dat sprekend bewijs, zij is het voortdurend zichtbaar evend wonder.

Geen getuigenis is sterker voor de waarheid van de Blijde Boodschap, door den missionaris verkondigd, dan het wonderbare voortbestaan van de ééne Katholieke en Apostolische Kerk.

In de jonge jaren van mijn missionarisschap bad ik soms met vurig verlangen om de gaaf der wonderen, denkende, dat ik daarmee op mijn beurt wonderen van bekeering zou bewerken. Christus heeft het niet gewild, niet, omdat Hij die gunst niet geven wilde, maar omdat Hij wijzer was dan ik en beter wist.

Een wonder zou op Java, ik zeg niet voor de Christenen, die reeds onderricht zijn, maar voor de domme Javanen gelden als