in hun vaart de eigenschap hebben van dikwijls te struikelen. De goede zijde van dit gebrek is, dat zij zoo de koetsiers wakker houden, die bij het zachte voortrollen op gummibanden tijdens die lange rijtoeren niet zelden plegen in te slapen.

Gij intusschen slaapt niet; juist de ongekende stilte van het Finsche landschap trekt üw volle aandacht. Want schoon en stil is het land hier.

Geruischloos, als in een eeuwig stilzwijgen, staat het diepe dennenbosch aan uw linkerhand; en rechts ligt roerloos een wijdgestrekt meer, stralend onder de zon. En stil genietend rijdt gij voort tusschen de rust van het water en de zachte stilte der dennen. Dan, aan het eind van het bosch, begint eensklaps ook water; zoodat nu uw weg voert tusschen twee meren. Gij hoort niets als den stap van uw paard, het fluisterend rollen der banden; en nu en dan het kabbelen van water, als het met een lichte golfslag speelt tegen het land.

Daar ziet gij, ver voor u, in het spiegelend water een eiland groeien; vriendelijk en verrassend uit de verte, wordt het steeds tooverachtiger naarmate gij nadert. Een klein paradijs lijkt het met z’n witte berken aan den rand; en binnen-in statige sparren, die er een atmosfeer scheppen van diepen vrede.

Op een bepaald punt van den weg, als gij ongeveer recht tegenover het eiland zijt gekomen, zal de koetsier u vragen, of gij het zoudt willen zien van nabij. En als gij gezegd hebt van ja, maar dat ge geen bootje ziet liggen, zal hij eensklaps, tot uw ongemeene verbazing, het paard wenden en langzaam in het water sturen, waarin het beestje met kalmen stap en tot over de knieën inplonsend, veilig voortgaat over den harden grond van het ondiepe meer. Als gij een eind gevorderd zijt en gewend aan de gedachte dat het volkomen veilig is, daar èn koetsier èn ponny zoo absoluut gewoon er bij blijven, begint gij ook stilaan te genieten van deze zeldzame sensatie. Gij zijt nu vrij ver van den weg, glijdt juist even met den bodem van uw karretje over het water, en begrijpt waarom die karretjes zoo hoog gebouwd zijn. Het is een heerlijk gevoel zoo midden in die grootopen vlakte vrij en blij door glinsterend water te rijden, het toover-eiland tegemoet. In stilte wacht het op u. Dan, bij ’n glooiing, waar blijkbaar dikwijlder paardenpooten stonden, trekt