het paard u weer uit het water. En nadat het aan een witten berkenstam is vastgebonden, gaat ge met uw gids de stilte in. Want gij loopt nu door het enkelhooge mos, dat zacht uw voeten vangt. Het sparrenbosch groeit dicht opeen, maar toch is ’t doorzicht open langs de steile stammen. De stilte is overweldigend. Rondom het eiland ligt het vlakke meer in rust aan alle kanten; en aan de randen achter ’t water ginds, daar rijzen weer de bosschen op. ’t Is mooi en stil. En dan de zomerlucht hier boven! Er kaatsen zooveel kleuren terug op ’t water dat zij het vlak van ’t meer fluweelig maken en glanzend als bloembladeren. Gij zoudt hier willen knielen om te bidden. Gij voelt u in een brandpunt van Gods schepping. Hier is het werk zoo sprekend, dat de Maker niet verborgen blijven kan. En wat moet het zijn in den nacht met een helderen sterrenhemel hier boven, terwijl ’t zoo stil is dat je de sterren hoort verschieten; als hier de maan over ’t beglansde water haar zilveren sprake spreekt!

Geen wonder, dat men van de bewoners dezer streken, van ’t Finsche landvolk, gezegd heeft: „De Fin is een droomer, zonder te weten dat hij droomt: een dichter, zonder te weten, dat hij dicht.”

Hier is de werkelijkheid een droom: hier groeit het Finsche kind tot man, te midden van meren en stilte en bosschen. Hoe zou er dan geen dichter in hem groeien!

Dit was uw eerste kennismaking met de Finsche eilanden. Toch hebt gij van deze schoonheid nog de hoogste weelde niet gezien. Vraag uwen gids of hij u brengen wil naar Punkaharju. Dit eiland is de bloem, het kroonjuweel, het hart van Finland.

Daar zult gij nog meer liefde krijgen voor dit land.

Daar zult gij zien, dat er geen grenzen zijn, wanneer God schoonheid uit gaat denken: wanneer Hij van den rijkdom van Zijn verborgen Wezen een afglans en weerschijn uit doet stralen.

Tevens zal dan nog uw ijver stijgen en uw vurig verlangen om mede te helpen aan het werk der Katholieke missie in dit land: opdat het zoo bevoorrechte volk, dat Gods bestaan zoo gemakkelijk kan lezen in het boek dier heerlijke natuur, weer spoedig tot de volle kennis en volgzaamheid gerake van die Kerk, waarin God in nog eindeloos schooner en liefdevoller openbaring zich blijft vertoonen aan de menschheid.

(Wordt vervolgd).