winter over den plattelands-Fin een ietwat doffe berusting, van het altijd-durend staren tegen dik bevroren ruiten; hij wordt gesloten, door het altijd opgesloten zitten.

Komt hij buiten, dan nijpt de kou zijn trekken strak en stijf. ‘) En van die lange vorst pleegt zijn gelaat des zomers niet gemakkelijk te ontdooien: ’t blijft stoer en stroef. Zoo drukt de landgesteldheid en het khroaat een vasten stempel op dit volk.

Maar ook des zomers zijn er nog streken in het land, waar de omgeving somber stemt. Er zijn er, die beweren, dat „Fin-land” eigenlijk: „Veen-land” beteekent; als een verbastering van het Duitsche: Venn. In alle geval, op reis door Finland spoort men nu en dan door somber eindelooze veengronden, met eentonig rechte kanalen tusschen eentonig lange rijen turvenstapels; een Peel in ’t groot. En komt men, eindelijk, na zulk een reis, in ’t noordelijke Uleaborg aan, dan is ook daar de indruk niet vroolijk.

Uleaborg is de teerstad; hèt groote teer-station voor heel Europa. Is ’t wonder, dat men daar de vele houten huizen ook allemaal geteerd heeft? Zoo is ’t één groote, zwarte stad, met ontzaglijke houtstapelplaatsen en talrijke walmende teer-stokerijen. Wel niet zoo eenzaam, maar toch even donker-somber als de zwarte veenmoerassen. Men zegt wel eens: „Wie met teer omgaat, wordt er mee besmet”. In elk geval is ’t zeker, dat de arbeid, die een volk verricht, zijn sporen nalaat in het volkskarakter. Zoo is het ook op ’t Finsche platteland, bij dit volk van teerbranders en ijzervisschers, want in tal van meren wordt naar ijzer-slijk gebaggerd; dit volk van houthakkers en turfstekers; van mijnwerkers, want in ’t Noorden zijn veel ijzer-mijnen, en van steenhouwers in de tallooze groeven van dit granietland. Zoo maakt de harde arbeid vaak de Finnen hard en stroef; de schemer maakt hen schuw, somber en droefgeestig; de bodem en ’t klimaat, eenzelvig en gesloten.

Toch bergt zoo’n norsche bodem, en ook zoo’n stug karakter dikwerf schatten!

(Wordt vervolgd.)

') Wat de temperatuur in den winter betreft: in de twee zuidelijke steden Helsingfors en Viborg daalde ze het vorig jaar resp. tot 26 en 38 graden onder nul.