UIT HET HEDEN DER WERELDMISSIE

UIT HET LAND DER HINDOES BOTSING VAN CULTUREN.

DOOR J. J. TEN BERGE S.J.

de historische oorzaken, die gedurende de laatste ? helft der 18de en de eerste helft der 19de eeuw zoo I belemmerend of vernietigend op de Indische Missie 1 hebben ingewerkt, is toch niet het heele feit verklaard, dat na vier eeuwen contact en conflict met het Christendom de Hindoe-maatschappij er nog schijnbaar ongeschokt tegenover staat. De innerlijke kracht en het weerstandsvermogen van het Hindoeïsme zelf, benevens vele kwade invloeden uit het Westen, zijn twee niet te onderschatten factoren.

In de eigenaardige sociale structuur van kasten en onderkasten (een 100.000 in getal), met de reinheidswetten, omgangen spijsverboden, bezit het Hindoeïsme een krachtig afweermiddel. Nog altijd zal een arme Hindoe-boer liever verhongeren en verdorsten dan van iemand uit een lagere kaste of van een onreinen „kastenloozen” Europeaan spijs of drank aan te nemen. Bij een overgang tot het Christendom heeft de gewone man schijnbaar alles te verliezen en niets te winnen. Bekeeren staat gelijk met kastenloos worden. Dan staat hij als een eenling, als een uitgestootene in de maatschappij, en wordt door ieder, zelfs door familie en vroegere vrienden, gemeden als de pest. Dat is de grootst mogelijke verlatenheid en hulpeloosheid te midden van medemenschen.