en hoop geweest, en ter zelfder tijd ook een voorwerp van stichting, dat nog lang zal blijven nawerken. Niet alleen de Europeanen maar ook de inboorlingen waren vol bewondering voor Marceau, wiens reputatie nu overal verspreid is. In mijn oog bestaat er niets schooners dan zulk een onderneming, en is er niemand, die meer waardig is, om ze uit te voeren dan Marceau.”

Evenwel had deze nog een andere taak te vervullen. De expeditie zou niet alleen hulp verleenen aan de missionarissen, maar ook handelsrelaties aanknoopen, en ofschoon Marceau daarmee weinig was ingenomen, was hij toch verplicht, om ook dit gedeelte van zijn taak te vervullen. Daarom richtte hij op verschillende eilanden kantoren en magazijnen op, en stelde hij ambtenaren aan om het bestuur daarvan op zich te nemen. Maar ook dit, hoewel van materiëelen aard, kwam toch zijdelings ten goede aan de Missie. „Onze beminde inboorlingen,” zoo zeiden de missionarissen, „kunnen nu eindelijk de voordeelen der Europeesche beschaving en industrie genieten, zonder blootgesteld te worden aan het verlies van de twee grootste schatten hunner ziel, de godsdienst en de zedelijkheid. Wij kunnen hun nu de schoone voorbeelden voor oogen stellen van de medewerkers, die God ons heeft overgezonden, nadat zij tot nog toe niets anders gezien hebben, dan de slechte voorbeelden van Europeanen en Amerikanen, die door het vooruitzicht op handelswinsten tot hen gekomen waren.”

In al die functies was Marceau echter niet alleen voor de inboorlingen, maar ook voor zijn bemanning en zijn passagiers steeds een voorbeeld van deugd en godsvrucht. Bij de openbare gebeden en plechtigheden ging hij altijd voor, en waar hij zelf kon voorbidden, verzuimde hij dat nooit. Gedurende den dag zag men hem, als de eischen van den dienst zijn tegenwoordigheid niet elders vorderden, geregeld over het dek wandelen, om rozenhoedjes te bidden, en als hij op een eiland vertoefde, waar reeds bekeerlingen waren, dan bad hij het met hen. Zoo dikwijls er gelegenheid was, woonde hij de H. Mis bij, en gewoonlijk was hij het ook zelf, die alles voor het H. Offer gereed maakte, en den priester als misdienaar behulpzaam was. Gewoonlijk ontving hij dagelijks de H. Communie, en daaraan schreef hij het vooral toe, dat hij er steeds in slaagde, om zijn opbruisend