wie... ik zal 't maar liever verzwijgen. Toen ook dit euvel verholpen was, ging het verder uitstekend alleen waren de beelden nog onduidelijk, dus werd veiligheidshalve besloten een tweede avond aan proefnemen te besteden.

Juist in die dagen kwam uit Djokja één der Javaansche novicen over, die een week vacantie op nuttige wijze zou doorbrengen met catechismus geven.

Om zooveel mogelijk menschen uit de omgeving te bereiken, gingen we met ons lichttoestel den boer op en trokken naar eene sigarettenfabriek in onze onmiddellijke omgeving, waar nog al veel Javanen, voornamelijk vrouwen werken. Daar werd de eerste vertooning aangekondigd. Wie zin had de lichtbeelden te zien en den uitleg daarvan te hooren, gegeven door een oerechten Javaan uit Djokja, was welkom. Eenige katholieken van het fabriekspersoneel maakten propaganda en de eigenares liet één der wanden eener ruime voorgaanderij opnieuw witten, zoodat wij geen tijd en moeite behoefden te besteden aan het spannen van het doek.

Het werd zes uur; langzaam ging de zon onder, en van rondom kwamen de menschen opdagen, eerst schuchter, daarna wat vrijer bij het zien der reeds talrijke vergadering. Zij namen op den vloer plaats, op groote matten en wachten nieuwsgierig de komende gebeurtenissen af. Een eenvoudige toespraak opende de plechtigheid. Een tikje met den stok op den vloer en daar stonden de kleurrijke Engelen van hierboven, nu in menschelijker houding: zij stonden daar verkondigend de geboorte des Heeren. En onze Javaansche novice vertolkte hunne blijde boodschap voor de eenvoudige hoorders, die in stilte op den grond luisterden naar het roerende verhaal, dat verreweg de meesten nu voor het eerst vernamen.

’t Was stil, doodstil, slechts de kleine kinderen, door de zorgzame moeders in hun slendang meegenomen, lieten zoo nu en dan hun dagelijksche melodiën weerklinken tusschen de volzinnen van den explicator. Tik-tik deed de stok, en de kribbe verscheen, waarin de Verlosser der wereld lag. „Maar, broeders en zusters, zoo waarschuwde de uitlegger, weet het wel, dit is geen gewoon menschenkind; deze Nabi Ngisa (Jezus) is de God-mensch, die zijn volk, ook het Javaansche kwam