ik heb U alles gegeven, en ik behoud mijzelven niets voor.”

Ook in dien toestand hield hij zich echter nog bezig met verschillende goede werken, en deed hij eenige retraites, waardoor het voornemen in hem rijpte, om in de Congregatie der Paters Maristen te treden. Reeds had hij een verzoek in dien geest aan den Overste gericht, maar evenals vroeger, toen hij ontslag uit ’s lands dienst vroeg, zoo was God ook nu met zijn goeden wil tevreden. Vóór hij dat voornemen ten uitvoer kon brengen, overleed hij te Tours op den Isten Februari 1851 in de armen zijner moeder. Geheel onverwachts overviel hem op dien dag een hevige bloedstorting uit mond en neus, zoodat men hem terstond het H. Oliesel toediende. Hij kreeg toen weer korten tijd het verloren bewustzijn terug, onderhield zich nog eenige oogenblikken met zijn moeder en eenige andere omstanders en blies daarna in volle overgeving aan Gods H. Wil den laatsten adem uit. „Met Auguste Marceau”, zoo schreef een der meest bekende Fransche schrijvers, „is een der grootste namen uit onze nieuwe Geschiedenis ten grave gedaald Die naam is tweemaal met roem gedragen geworden. De oom zal hem doen voortleven in de geschiedenis onzer veldslagen, en de neef in de herinneringen onzer Marine, in de annalen der Missiën en in de gedachten van allen, die in hem het schoonste hebben kunnen waardeeren wat er op aarde bestaat: de vereeniging van groote hoedanigheden en groote deugden”.