’t Kwam zoover, dat op een avond, toen moeder Sëtrataroena volgens gewoonte haar avondgebed gebeden had, de man voor de laatste maal een voorstel deed tot afval. Maar on verzettelijk klonk ’t toen uit den mond der vrouw: „Kijk ’ns man, als ik had willen afvallen, dan had dat eerder kunnen geschieden vóór mijn lijden, maar nu ik er zóóveel voor geleden heb, wil ik zeker niet meer afvallig worden.”

’t Gevolg hiervan was, dat moeder en dochter, de eene ziek, de andere zwak, om 10 uur in den avond, hun woning hebben moeten verlaten en een nachtelijken tocht moesten ondernemen naar Medari, waar de zoon. Mislam, woonde. De weg ging langs moeilijke voetpaadjes en door een diep gelegen kali, vol groote keien, waardoorheen Moesirah haar zieke moeder dragen moest. Aan den overkant der kali gekomen, waren beiden zoo moede, dat zij zich langs den weg nedervleiden en moeder Sëtrataroena haar hoofd op Moesirah’s schoot ter ruste legde, ’s Anderendaags weer verder trekkend, kwamen zij om 6 uur te Medari, waar Gods liefdevolle Voorzienigheid ’t zoo geschikt had, dat er juist een H. Mis werd opgedragen door R. P. Strater uit Jogja. ’t Was bij gelegenheid van ’t doopfeest van 11 kinderen. ’s Avonds te voren nog had de goeroe van Medari tot Mislam gezegd: „Jammer toch, dat je zieke moeder morgen niet komen kan, wat zou ’t anders een vreugde voor haar zijn.” Ook Mislam had ’t zoo gehoopt, hij hield immers nu des te meer van zijn moedertje en had bij ’t hooren der door haar ondergane mishandelingen opgetogen nog gezegd: „God zij dank, als zij martelares wordt, mag ik haar Sancta Sëtrataroena noemen I”

Onder de H. Mis waren werkelijk, zonder echter dat de goeroe van Medari, of Mislam ’t vermoedden, moeder Sëtrataroena aanwezig en Moesirah. De goeroe ontdekte de vrouw, toen hij op ’t einde van de H. Mis een gestalte zich met veel moeite langs den muur zag opwerken, om overeind te komen. Aanstonds liep de goeroe er heen om een handje te helpen, maar hoe hij schrok bij die ontmoeting, laat zich gemakkelijk begrijpen. In ieder geval, na de H. Mis waren moeder, dochter en zoon met innige vreugde te zamen, zij werden aan P. Strater voorgesteld, en ontvingen van dezen, zoodra de toestand uiteen