AFSCHEID AAN DE MISSIONARISSEN BIJ HUN VERTREK NAAR JAVA
Wij vragen vaak aan de vervlogen dagen,
Waar zij met al hun lief en leed zijn heengegaan:
Wat in den tijd ten dood werd uitgedragen
Komt dan weer lévend ons voor oogen staan.
Maar ’t immer-door verouderend verleden
Spreekt met al zwakker stem ons aan.
Zijn fletser trekken beelden minder leven.
Al wat voorbij is, laat ons onvoldaan.
Maar in de toekomst: daar ligt 's menschen leven!
Daarheen trekt voort hem al zijn zieledorst!
De open zee der jaren in te streven
Vooruit! met klaren blik en breede borst!
Daar golven voor hem uit een frissche stoet
Van blije"en blanke"en ondoorleefde dagen;
De wijde verte sterkt zijn willersmoed
Te werken wat zij onbevangen vragen!
De toekomst maakt het menschenleven zoet!
Maar, wie door God bij uitstek werd verkoren
Zijn licht te heffen in een donk’ren nacht:
Schóóner wordt hèm de dag geboren.
Héérlijker hèm de toekomst wacht!