reciteeren van godsdienstige formules; door ingespannen denkoefeningen; door vasten, waken en opwindende muziek; door bedwelmende dranken of het inademen van wierook; door dat alles had hij getracht, zich in extase te brengen; zich los te maken van zijn persoonlijk bestaan, om te worden opgelost in den Eéne, waarlijk bestaande. Zoo had hij verschillende graden van volmaaktheid beleefd, en nu voelde hij zich tot den hoogste verheven; een deel der godheid. Naleving der voorgeschreven godsdienstplichten beschouwde hij als bijzaak; ritueele handelingen en geloofsformules hield hij eenvoudig voor symbolen. De wet was voor hem niets anders geweest dan uitgangspunt der geloofsopvoeding, een eerste stap op den weg der ware kennis. Wie de vereeniging met de godheid, en daarmee het kennen van het ééne, waarlijk bestaande bereikt had; wat waren voor hem nog de symbolen? En zoo hield hij zich noch door wet, noch door zedenleer gebonden, en had hij alle schaamtegevoel van zich afgeschud.

Hij hield er twee groote honden op na: één zwarte, en één roode, waarvan hij vertelde, dat het hartstochten waren, die hij uit zich had doen treden, en die de gedaante van honden hadden aangenomen. Deze waren onafscheidelijk bij hun meester, en volgden hem zelfs in de moskee, als hij die zoo nu en dan eens bezocht.

Nu is een hond tenminste in Indië een dier dat samen met het varken, alle verachting met zich meedraagt, die een Islamietisch hart in staat is, voort te brengen. En licht begrijpt men dan ook, welk een storm van verontwaardiging neerkwam op Pangéran Panggoeng, toen hij zóó den spot dreef met Randoe Sanga’s geloovige moskee-bezoekers. Men hield een dessavergadering, waar besloten werd, Randoe Sanga s nederige klachten te gaan brengen voor de voeten van den Sultan, een broer van Pangéran Panggoeng. Zijne Majesteit begreep, dat het heil en de goede naam van zijn volk hem zwaarder moest wegen dan de natuurlijke genegenheid voor zijn bloedverwant, en hij gelastte een spoed-bijeenkomst van alle hoofd-wali’s in den lande.

Reeds den volgenden morgen hield de Sultan raad, en met algemeene stemmen veroordeelde men de gedragingen van den Pangéran, die zouden voeren tot den zedelijken ondergang van