ZOU vinden, maar voor een Javaanschen huisbaas, want zijn vrouw zal daar vermoedelijk wel niet zoo’n heel groote rol in hebben gespeeld, is het toch al verblijdend netjes. Aan menige dessa zou zulk een keurig stadhuis tot sieraad strekken.

Welke nu de rol is, die het stadhuis in het dessaleven speelt, daarover vertel ik u een volgende maal. Voor wij echter afscheid nemen van Pak Hardjapawira, vragen wij hem eerst nog of wij een foto van hem mogen maken. Nu, daar is hij vereerd mee! Maar dan moeten wij heel even wachten, want voor die gelegenheid wil hij zijn allerbeste plunje aan hebben. Haastig schuift hij naar binnen, en wij hooren hem met groot kabaal de geheele familie bij elkaar trommelen om toch gauw, gauw zijn Paaschbeste kleeren op te scharrelen. Spoedig verschijnt hij dan ook in ~pakéjan best". Maar nu verraadt zich ook de ijdeltuit! Hij staat te draaien voor het toestel om er toch maar zoo voordeelig mogelijk op te komen, trekt zijn kleeren nog eens en nog eens in de plooi, vraagt, of toch vooral de gele bandelier, het teeken van zijn waardigheid als loerah, wel goed te zien is, steekt nog gauw een groote roode kokarde op, met blauwe linten er aan, welke hij onlangs op een veetentoonstelling, als bewijs van vrije toegang, heeft gekregen, zet zijn gouden brilletje nog eens recht, en eindelijk is het gewichtige moment daar. Hij tracht zoo ernstig en waardig mogelijk te kijken, vergeet daarbij alleen om zijn mond dicht te doen, wat de foto echter slechts des te natuur-getrouwer maakt. Tot slot heeft hij dan één nederig verzoek: of hij twee afdrukjes van de foto mag hebben. Want in zijn kantoor hangt reeds een portret, dat hij vroeger eens bij een Chinees liet maken. En dan zou hij nu rechts en links daarvan een exemplaar van het nieuwe portret kunnen hangen. Zoodoende zou dan toch de symmetrie niet verstoord zijn. Wij zullen maar niet weigeren aan zijn menschelijke zwakheid tegemoet te komen en nemen dan tevens, onder duizend dankbetuigingen van de zijde des gastheers voor het hoogvereerende bezoek, afscheid, met de belofte spoedig terug te zullen keeren.