MARIA, HElLie OOKsvAVMvI/^JAWiSCHEVROayEh!

BRIEF VAN EEN JAVAANSCHE ZUSTER AAN HARE OVERSTE EN MEDEZUSTERS IN HOLLAND.

■at ik op ’t oogenblik reeds hoog en droog in Ambarawa zit, weet U zeker al. ’t Wordt heusch tijd U ’t een en ander van mij en mijn nieuw tehuis te vertellen, want ’t is nu al een maand, dat ik hier ben. Me dunkt, dat ’t U wel zal interesseeren, iets uit de U bekende Mariastichting te hooren.

Zooals U weet, heb .ik 1 Juli het geluk gehad, mijne geloften af te leggen.

Wat was ik toch blij, en wat was het toch heerlijk! Neen, zoo’n geluk heb ik mij nooit kunnen voorstellen. We waren met ons zessen aan het altaar. Zr. Gerardis voor de eeuwige professie, twee novicen v.g»r de tijdelijke geloften en drie postulanten werden er gekleed.

Alleen mama en een zus van mij waren gekomen. O, wat was mama toch verontwaardigd, toen ze hoorde, dat ik alleen voor 3 jaar mijn gelofte had gedaan. Ze vond me niet edelmoedig. Maar toen ik haar zei, dat ’t het kerkelijk voorschrift was, was * alles weer goed. Ik moest dien dag haar edelmoedigheid, haar offervaardigheid bewonderen, en dan voor iemand, die nog niet lang Roomsch is geworden. Ja, ik mag O. L. Heer wel extra bedanken voor de gunst van die dubbele uitverkiezing.

We hebben hier toch zoo’n mooi gezicht, overal zien we