van Europa over zich hebben gekregen, dan kan men nog meerdere exemplaren van dit coifFuur-model onder het jeugdige dessavolkje vinden.

Een vierde vorm, waarin het kinderhaar hier op Java ten tooneele verschijnt, is de z.g. „batokan . De naam komt van het woord „batok”, dat „klapperdop” beteekent. We zouden deze haarvorm bijna kunnen noemen een schakel tusschen het Javaansche volk en het oude monnikendom. Want schoren de oude monniken zich het middenhoofd kaal, zoodat slechts een

krans van haren staan bleef, onzen Javaantjes, die met „batokan” versierd worden, wordt juist die uiterste krans haren weggeschoren, zoodat slechts op een cirkel om de kruin het haar vrij groeien kan. Met hun wijsuitziende oogjes zijn zoo deze drieof vierjarige kleuters te vergelijken met hen die wegens al te schralen haargroei zich met een „solideetje of „kalotje tegen het minste tochtje moeten beschermen. De Javaan echter, die als het moet, van een flinke klapperboom al het noodige voor zijn levensonderhoud af kan halen, neemt voor deze typische haartooi zijn beeld van den klapperboom en vergelijkt de „batokan

4. De meest frisscire kuif.