sAvonds aan tafel kondigde de Administrateur groot vuurwerk aan, in den vroegen morgen van den volgenden dag: we zouden den vuurspuwenden Stromboli passeeren.

Vanaf ons schip, dat ’n nauwen lichtkring om zich werpt in den donkeren nacht, zien we zwakjes ’n zwarte steenmassa kegelvormig omhoog steken uit de stilte van ’t donkere water.

Dan wordt ’t wat lichter: ’n dicht-grijze wolk hangt om den kop van den berg. Plots ’n dof-roode gloed, zooals men die ziet hangen ’s avonds boven de open machine van een locomotief in vollen gang. ’n Uitroep van verbazing, wanneer gloeiende steenvonken als ’n vuur-fontein de hoogte in worden gespoten. Nu is ’t weer donker in de verte, de Stromboli is gepasseerd. Onze „Slamat” glijdt verder, op de Straat van Messina af.

’t Zal ongeveer tien uur in den ochtend geweest zijn, als we langs Kaap Faro ’n scherpe bocht maken, om zoo de gevaarlijke opening binnen te stoomen. Donkere regenwolken hangen over het rustig oploopende Calabrië links: rechts zien we Messina tegen de bergen. We bevinden ons op een van die klassieke punten, hier tusschen Scylla en Charybdis: de gymnasiasten moeten hun „Goden en Helden” nog maar ’ns openslaan en lezen wat de mythologie van deze gevreesde wezens vertelt.

We varen Messina voorbij. Te midden van frisch groen en leemgele huizen zien we nog iets van de Etna-verwoestingen. Oudere leden van den St. Claverbond herinneren het zich nog wel, toen ’t heel Europa over klonk, zoo kort en droef: Messina verwoest!

Ook hier is veel geleden: God weet wel waarom

Over de Oude W^ereldzee

Voorbij het veel besproken Reggio Hannibal te Regiuml gaan we onder Griekenland door, op Creta af: midden over de Oude Hier moet Sint Paulus óók gevaren hebben.. Wel ’n halven dag houden wij „het honderdstedige Creta” links van ons, soms in wazige verte. Met pleizier denk ik aan vroegere geschiedenis-lessen terug: aan Minos en Ariadne, het Creta-Myceensch tijdvak en het Labyrinth.

Dan zinkt het eiland langzaam weg: onze laatste blik op „het oud’ Euroop”.