stond daar en met hem verschillende Europeesche en Javaansche Katholieken der hoofdstad. En allen tuurden naar de zee vanwaar langzaam en statig de mooie Lloyd-boot „Insulinde” kwam aandrijven. Even voor aankomst naderde stil en bescheiden de vader van P. Satiman, den pastoor en vroeg: „Hoe moet ik mijn zoon begroeten?” De oude vader gevoelde een huivering voor de waardigheid van zijn kind. Maar de Pater stelde hem gerust: „wel, zooals een vader zijn kind begroet”.

De Redacteur van „Sociaal Leven en Streven”, die dit tafereeltje bespiedde, zegt hiervan zoo mooi: „Wij allen waren getroffen door deze fijne vaderlijke vraag, die de bloeseming was van iets, dat heel schoon en stil is gegroeid in het hart van den ouden eenvoudigen Oosterling, wiens zoon de eerste Javaansche priester is. Wij mogen vaak onwetend en niet begrijpend staan tegenover de ziel van het Oosten en het verlangen voelen eens één keer te kunnen zien tot op den bodem van een Oostersch hart, maar dit, deze vraag vol eerbied en heilige huivering, begrepen en voelden wij allen in haar diepe beteekems, omdat ze de uiting was van volkomen hetzelfde gevoel, dat een Westerschen vader vervult tegenover den zoon, dien hij voor het eerst ontmoet als priester”.

Handgewuif bracht reeds de verbinding tot stand tusschen schip en wal, geruimen tijd vóór het groote gevaarte rustig langs de kade lag en de brug werd voorgeschoven.

Eindelijk dan. Wat een herkenningen, wat een: „soegeng rawoeh” (wees welkom), wat ’n blij gelach, ik zou haast zeggen: uitgelatenheid.

Maar wie ooit het komen van een Nederlandsch passagiersschip op de Prioksche kade heeft meegemaakt, zal begrijpen, dat deze plaats allerminst voor een plechtige welkomstbegroeting geëigend is. Daarom werd heel spoedig de reis aanvaard naar de pastorie te Weltevreden. De plechtige receptie zou den volgenden dag aldaar na de plechtige Hoogmis plaats hebben in de ruime voorgaanderij.

Een heerlijk moment was het, toen in de Kathedraal – zie foto blz. 289 op den 9en September, feestdag van den Heiligen Petrus Claver, voor de eerste maal op Java’s bodem het hoogheilig Misoffer werd opgedragen door een zoon van