En we voelen ons niet klein meer, hier te midden der onafzienbare zeeën, boven ’n onzeggelijke diepte: omdat we weten, dat God mèt ons is. En we hooren bidden de sterkende gebeden der H. Mis, en over de blanke hostie en den kelk-wijn hooren we de machtwoorden uitspreken, die doen tegenwoordig komen Hem, die de wateren schiep uit het niet, die ons allen kan doen neerzinken in de diepte, maar ons ook kan bewaren en voeren in veilige haven.

En zooals we dien laatsten morgen met onze collega’s in Mariëndaal zongen, bidden wij nu, ieder voor ons: „Ave, maris stella”, Wees gegroet, Sterre der Zee: toon dat Ge onze Moeder zijt!

Heel de reis kon iederen ochtend de H. Mis gelezen worden; zwaar weer kan dat soms onmogelijk maken.

Toch gebeurt het wel, dat het missaal wegschuift, de kaarsen uitvallen, dat de priester zich schrap moet zetten: vanwege de deining.

Na de H. Mis bidden we onze dankzegging: en ik denk aan de goedheid van onzen God, die om wille van ons hier op dit schip wil komen: hier in deze zaal, waar men nog den vorigen avond bal-masqué vierde.

En we bidden voor onze mede-passagiers, waarvan maar al te velen geluk zoeken, waar het niet te vinden is.

Vóór Colombo

Toen alles nog wazig-duister was, begon de eerste H. Mis. Toen we weer buiten kwamen ’t liep tegen zeven uur zagen we Ceylon’s kust, en stad en haven vóór ons liggen, in volop daglicht.

Wat ’n opwekkend gezicht: dat afwisselende in al hetgeen de nieuwe dag ons hier te schouwen geeft, na zooveel lange dagen, waarin heel wat passagiers op zee het land kregen!

Vanaf Marseille hebben we nu ongeveer 9000 K.M. afgelegd en we zijn nog niet één keertje aan wal geweest. Daar is nu gelegenheid voor. We hadden gezorgd voor n paspoort, waarmee we zouden kunnen landen in Britsche havens: de harbour-police kwam er aan boord al gauw naar vragen.

In groote motor-sloepen werden we van de ~Slamat afgehaald