enkele interval van de Javaansche muziek te vinden, ja men kan zelfs niet een sléndro- en een pélog-compositie op éénzelfde instrumentarium spelen, omdat ook van deze twee de toonafstanden geheel verschillen.

Een ander voorbeeld! Men wil over het samenklinken der instrumenten spreken, en zegt dan, dat dit instrument de cantus firmus, een ander de tegenmelodie uitvoert, dat vele accoorden volgens ons gehoor een schril-dissoneerende indruk wekken, en zeker, als men ook wat van de Javaansche muziek afweet, zijn die uitdrukkingen te verstaan, maar voor een out-sider is het weer onmogelijk, zich hierdoor een zuiver beeld te vormen, daar een harmonisatie volgens westersch systeem, daar polyphonie of homophonie in de Javaansche muziek onbekend zijn.

En toch een praatje over de gamelan 1 Ik zal evenmin aan die moeilijkheden ontkomen, toch wil ik het erop wagen en probeeren u eerst iets te vertellen over de afzonderlijke instrumenten, waaruit zoo een gamelan bestaat. Voor alle duidelijkheid heb ik de hulp ingeroepen van Fr. Jos. Creyghton, wiens vaardige hand deze bijdrage met eenige schetsen heeft verlucht. Een Javaan, die deze keurige teekeningen zien zal, moet wel matig tevreden zijn over deze voorstellingen, daar ze ontdaan zijn van alle uiterlijke ornamenteering, waardoor de aandacht gemakkelijker op de „muzikale” onderdeelen valt. De foto op blz. 83 geeft eenigermate een denkbeeld van de pracht, waarmee de Javaan zijn muziekinstrumenten weet te bekleeden.

lets, wat het eerst opvalt, wanneer we de gamelan in haar onderdeelen bekijken, is wel, dat ze bijna uitsluitend uit slaginstrumenten bestaat, slechts de rebab, de tjlempoeng en de soeling maken hierop een uitzondering. Laten we deze drie maar eens ’t eerst wat nauwkeuriger bezien.

De rebab is een strijk-instrument, wordt weer vaak de Javaansche viool genoemd, doch heeft er al zeer weinig overeenkomst mee. De van hout of batok gevormde klankbodem is overspannen met een buffelblaas. De slanke hals en ver-uitstekende schroeven zijn dikwijls uit ivoor vervaardigd of er althans mee bewerkt. Twee lange, even dikke, geel-koperen snaren brengen zoowel bij sléndro als ook bij pélog als grondtoon voort de