dan we het straks zagen, maar toch nimmer ruw: ’t blijven nette „gestileerde” roevers. Al zingend vertellen ze elkaar en ons, dat er in de verte ’n ridder aankomt, die ze wel ns van z n kostbare kleeren zullen ontdoen. Ze trekken zich in n hoek terug en Pandji Woeloeng komt op. Aanstonds vallen de roovers op hem aan, zie foto blz. 14, maar al heel spoedig, met ’n enkele armbeweging, heeft Pandji de drie helpers overwonnen en begint nu ’n formeel gevecht met den hoofdman: dat is tenminste eene

hem eenigszins waardige tegenpartij. Maar ook deze houdt het niet lang vol en terwijl Pandji Woeloeng hem den voet op den schouder zet en zoo van zich af stoot, belooft de rooverhoofdman met zijn drie gezellen Pandji als dienaars te zullen volgen; zoo denkt hij zijn leven nog te redden, wat hem dan ook gelukt. Samen trekken ze weg. Na een langen tocht die hier natuurlijk in een oogenblik volbracht is komen ze bij een hoogen berg, waar een beroemde kluizenaar zijn dagen slijt met wijze lessen te geven aan allen, die van heinde en ver naar zijn kostbare

Foto C. Claereboets, Djocjnkarta t Is dan ook een der mooiste dansen. (B12. 17.)