behoeft dit den Europeeschen bouwmeester niet af te schrikken zijn krachten daaraan te geven.

Zoowel de Godsdienst als de Kunst kunnen worden overgebracht van het ééne volk op het andere, terwijl de tijd en het voortbouwen op het oorspronkelijke voor het nationale karakter zorg dragen.

Wij staan hier voor een verblijdende periode van groei en ontwikkeling, daarom is hier de helpende hand van den Europeeschen bouwmeester op haar plaats en zal door de goedwillenden ook begrepen worden.

Het hierbij afgebeelde, geprojekteerde kerkgebouw heeft een steenen onderbouw; de kapconstructie is van djatihout en de dakbedekking bestaat uit sirappen. De in het zicht blijvende kapspanten zijn karakteristiek, zoowel door vorm als plaatsing. De lichte dakbedekking maakt een grooten onderlingen afstand van de spanten mogelijk. In het torentje op het dak hangt een klok, welke vanuit het schip geluid wordt. Buiten den hoofdingang zijn nog zijgalerijen met ingangen aangebracht, waaraan gebouwd twee biechtstoelen. Achter het koor is een ruime sacristie gelegen, welke middels twee deuren aan weerszijden van het altaar toegang geeft tot de kerkruimte.

Het gebouw zal door zijn ongedwongen eenvoud en juisten vorm met gratie in het landschap staan, zooals de perspectiefteekening op bladzijde 167 suggereert.