De H* Martïnust bisschop v. Tours
Feestdag 11 November*
De heiiilge, wiiens feestdag we elf Niovieimber vierden en aan wie veile kierlken en kapellen -zijn toegewlijld, werd' in ’t jaar 316 in Hcnigarije geboren en in Italië opigevcedl. Zijn ouders waren heidènen en zijn vader was haofdman in het keizeirlijik leger. Toen Martinus tien jaar oud was, verliet hij stilletjes 't ouderhuis, om zi'cih in de leer van Christus te laten onderridhten. Maar hij moest sioldiaat worden, en daarOm werd hij dcor zijn vader opglEspo'ord en op vij'ftienjarigen leeftlijd ingedeeld bij de cavallerie. Als soldaat leidde Martinus een zeer verstorven leven, ofschoon hij nog niet dbor heit H. Doopsel onider die christenen was opigienomen. Op zefcereen dag ontmcette de ibrave sclldaat een arme, in lompen gehuld, 't Was, koud en Martinus had izijn soldij al lang onder de armen verdeeld. Diaarom nam hij zijn mantel, sneieid hem met zijn zwaard in tweeën en gaf de eene helft aan dien bedölaar. 's Nacihts verscheen hem de Zaligmaker, gekleed met 'de helft van Martinus’ mantel en omigeven van schiitterendle engelen. En Jezus zei:
Martinus heeft Mij de helft van zijn mantel gegeven. Martinus werd nu spcediig gedoopt. Na verlcop van twee jaar werd hij uit den dienst ontslagen en hagaf hij zich naar den H. Hilarius, bisisdhop van Poitiers. De hissdhop diende den moedigen joagelioig al spoedig de lagere orden van! 't priestersöhap toe. Hij ging nu op reis naar zijn vaderland, om zijn ouders voor het christendom te winnen. Onderweig viel hij in handen van doovers, die ham wilden 'dooden. Maar verwonlderd over de onversiührokkenheid van bun gevangene, doodden ze hem niet, maar namen hem mee naar hun hol. Martinus sprak met den rcover, die hem moest bewaken, cp zioo'n roerende wijze over Christus, en zijne leer, dat hij den gevanlgene de vrijheid schonk en zelf monnik werd.
In Hongarije aangtekomen, giölukte het Martmius, zijn zijn moieder te bekeeren. Zijn vader bleef hardnekkig en Martinus werd uit ’t 'land verbannien. Hij wilde nu weer teruigkeeren naar hiisischop Hilarius, maar deze heilige bisschop was dioor die ketters verdreven. In t jaar 360 keerde hij evenwel in triomf naar Poitiers terug en nu ghig Martinus tot hem. Samen stichtten ze een klooster en hier werd Martinus’ vurigste wenscih vervuld: hij, werd mottHak, De glans zijner deugden trok allen tot hem. Hliji was zoo bekend', dat bet, vo'lk van Tours hem na dien dood van Gregorius tot biissicihop wildlen verheffen. Martinus weiigerde. Maar nu Idkte het volk hem, onder voorwendisel, dat hij bij een zieke geroepen was, uit zijn klooister en
voerde ihem jubelend naar Tours. Als bisschop streed hij onafigebro'ken tegen het heidendomi in Frankrijk. Overal trok hij ronid met zijn monniken, preekte de leer van Ohristu's en verbrijizelde de afgodsbeelden. Door iz|ih onversaagd optreden was izijn leven dikwijls in 'gevaar. Ook den duivel had' hij te bekampen. Hij verscheen diikwijls aan den heilige in de gestalte van een afgod, b.v. Jupiter of Mercurius, Venus of Minerva, stormde op hem los en baschimpte en lasterde hem. Martinus verjoeg dan de Satan in dOn naam van Jezus.
Met igroote liefde genas Martimus de zieken en dreef ihij de ddivelen uit, izoadat bij aller harten won. Ruim tachtig jaar oud riep Godi izijm heilige dienaar tot zich. Dit was in het jaar 397. Meer dan twee duizend monniken en een grootie menigte vclk vergezelde hem naar zijn laatste ruistplaats. Ook in on® land wordt de H. Martinuis veel vereerid. Ik meende jullie daarom plezier te doen, met je een en ander uit dit schoone leven te verhalen. A. H.
mam
í
Wat ik nu ga vertellen hoort eigenlijk in ons Sint Nicolaasnummer thuis. Maar dat nummer verschijnt a.s. Donderdag en Vrijdag is het al St. Nicolaasavond. 'n Heeleboel meisjes krijgen het blaadje dus voor dien tijd niet meer in handen en ik moet mijn praatje per se vóór Sinterklaas houden.
Zoo maken wij de wereld blij, heet deze rubriek, en je hebt al dikwijls kunnen lezen, hoe je ’t moet doen. Maar zelden heb je zoo’n mooie gelegenheid om anderen blij te maken als met St. Nicolaasavond.
Begin met je huisgenooten.
Je houdt erg veel van vader en moeder, maar ’t zit nu niet dirèct in den Hollandschen aard om dat geregeld te toonen. Toch doet bet ouders zoo innig goed, wanneer ze merken, dat hun voortdurende zorgen door de kinderen begrepen en gewaardeerd worden. En het bewijs daarvan kan je leveren, door hun, —' buiten