AFSCHEID VAN DE THER E S I A G R O E P VAN V A LKENS W A A R D
„Wij zijn groot geworden, maar ons uniform past toch nog goed.”
„’t Onze was te klein! Maar we mochten toch mee naar de heide.”
Van E. J. te Valkenswaard kreeg „Blije Jeugd” de vol gende aardige afscheidsbrief;
Geachte redactie.
Uit naam van de leidster der Theresiagroep zend ik u drie kiekjes. Die zullen waarschijnlijk wel de laatste zijn, want we zijn te oud geworden voor de K.J.M. Ze zijn genomen een paar weken geleden, toen we per fiets naar de heide gingen en we zouden ze graag in Blije Jeugd ge-
plaatst zien. Ik zou het erg leuk vinden, als u het deed, want ik heb altijd met verlangen naar Blije Jeugd uitgekeken en als er een verslag te maken was, deed ik het met plezier. Voor het plaatsen van die verslagen dank ik u nog hartelijk. Wilt u bij de kiekjes nog zetten, dat de meesten van ons overgaan naar de K.J.V. omdat we te oud geworden zijn voor de K.J.M.
Bij voorbaat dank van E. J., V’waard.
Naar aanleiding van een brief...
Hebben jullie K.J.M.-ers en patronaatsmeisjes er al eens ooit aan gedacht, den goeden Jezus dank te zeggen voor het grote geluk en de heerlijke weldaad van K.J.M.-er of patronaatsmeisje te zijn?
Weten jullie wel dat dankbaarheid een mooie maar helaas! zo zeldzame deugd is? En toch, Jezus ziet zo gaarne een dankbaar hart en overlaadt de dankbaren met nog meerdere en kostbaarder genaden.
Daarbij hebben jullie alle reden om Jezus dankbaar te zijn voor de weldaad van in de K.J.M. of patronaat te zijn opgenomen.
Want, wat al voordelen! Voordelen voor de ziel op de eerste plaats, voordelen voor het lichaam op de tweede plaats. Deze laatste voordelen wil ik laten rusten om nu slechts te spreken over die voor de ziel. En deze zijn talrijk. Zeggen jullie het eens eerlijk, is het niet in de K.J.M. enz. dat gij leert naar schone idealen streven, wordt u er de strijd des levens niet gemakkelijk gemaakt, door de trouwe steun en opwekkende, aanmoedigende woorden van directeur en leidsters?
Krijgt gij in de clubs niet een heel wat diepere kijk op de grondwaarheden van ons heilig geloof? Leert gij er niet de deugden beoefenen, uw zinnen te versterven, uw katholiek geloof te beleven? Leert gij er niet de ware naastenliefde te beoefenen, alles voor allen te zijn, blind te gehoorzamen aan het wettig gezag, door eigen heiliging door woorden en werken, door ’t goede voorbeeld vooral, anderen op ’t pad der deugd terug te brengen?
Leert gij er niet menig zonnestraaltje te brengen in moegetobde zielen door vriendelijke goedheid en zachte glimlach, waardoor zoveel lijden gestild, zoveel smart gelenigd wordt?
Hoe menig kind, levende in heel andere omstandigheden,
in heel andere omgeving dan jullie, zou, ik weet niet wat willen geven, mocht zij K.J.M.-er zijn, mocht zij delen in uw voordelen, mocht zij ondervinden den steun welke gij ondervindt, de liefde waarmede men u omringt.
Volgend briefje, hetwelk ik voor enige dagen ontving, zal u dat duidelijk maken. Het luidt aldus:
Zeereerwaarde pater Tarcisius,
Ik heb met innige vreugde uw brief ontvangen en ook de boekjes, ik bedank er u voor. Héwel pater, zou ik niets kunnen doen voor de missies of iets anders, zoals wat geld, timbers (postzegels) of zilverpapier opsturen? Ik ben maar een nietig schepsel, maar toch trekt mijn hart naar die lieve kleine zwartjes, waar ik zal arbeiden tot mijnen laatsten zucht en waar ik Hem zal doen leren kennen en liefhebben.
Ach pater, ik wou dat ik al ouder was, want hier is het allemaal zo leeg en aardig ), ge weet niet wat ge moet doen om vrij van zonde te blijven. Als we aan wal gaan, dan gaat pa naar de herbergen om er iets te gaan halen en dan gaat ma mee en ik mag niet alleen aan boord blijven. Dan hoort ge daar vloekén en de radio’s spelen van alle liederen, ze vechten somtijds als ge voorbij gaat.
Ik heb somtijds zo’n aardige 3) gevoelens dat ik niet gaarne naar de familie ga en het liefst ben ik alleen, en als dan alles rustig is, dan ben ik toch zo blij en dan komt er vrede in mij, het is alsof er een zoet geluk in mij nederdaalt dat direct terug verzwindt als ik wat gerucht hoor.
En als ik denk aan een zuster of aan u schrijf, dan verlang ik toch zo naar het klooster, dan denk ik, wat zijn ze toch gelukkig die den Lieven Heer dagelijks kunnen ontvangen, dan zou ik ze benijden, 'k Heb toch zo’n verdriet als ik denk dat zo’n geluk mij niet ten bate is gevallen, maar Hij wil het zo en ik verzet er mij niet tegen, wat Hij
„Aardig" betekent in 't Vlaams; „eigenaardig” in ongunstigen zin.