*
1. Hoe kan men 28 van 29 aftrekken en toch 29 overhouden? 2. word door twee mensen gezongen. Keer mij om en iedereen wil het graag worden. 3. Wie IS de vlugste schilder? 4. Wat volgt er op de eeuwigheid? 5. Ik ben een stad in Nederland. Mijn eerste deel is een verscheurend dier, mijn tweede doet denken aan ijs en sneeuw, mijn derde staat in het bos.
6. Mijn eerste deel is een verkorte vrouwennaam, mijn tweede is winterkleding, mijn geheel een beroemde stad in Italië.
7. Tweemaal twee is twaalf. Hoe kan dat? 8. Welk onderscheid is er tussen twee maal twee is vier en zuurkool? 9. Wie doet alles op zijn eigen houtje? 10. Wie neemt alles onder iemands neus weg? 11. Ik blijf wat ik ben, zolang ge niet weet wat ik ben. Maar, weet ge wat ik ben, dan houd ik op te zijn, wat ik ben.
12. Een edele daad. Een zware moord. Een fout in 't spel. Dat alles zegt één woord! 13. Bij muzikanten goed bekend. Keert men mij om, ik word een end. 14. In Holland regeer ik. Drie letters passeer ik. t Is altijd nacht in mijn kasteel. Mijn kleed is steeds van fijn fluweel.
15. Waar kan ik op zitten en mijn vader niet? 16. Ik ging van Leiden naar Den Haag. Onderweg ontmoette ik 9 oude vrouwen, die elk negen zakken droegen. In elke zak waren 9 katten en elke kat had 9 jongen. Hoeveel katjes, katten, zakken en oude vrouwen gingen naar Den Haag?
17. Mijn eerste deel is de naam van een muzieknoot. Mijn tweede deel is een verkorte vrouwennaam. Mijn geheel is ook een vrouwennaam. 18. Hoe kan men water in een mandje dragen? 19. Waarom hebben de molenaars witte mutsen en de boerinnen kanten mutsen?
20. Welke schoenen zijn nog nooit aan mensenvoeten versleten? 21. Wat men ziet in een ogenblik, ziet men in geen duizend jaar. Wat? 22. Wat maakt meer leven dan een huilende hond?
23. Een heer vroeg aan een herder, hoeveel schapen hij had. Deze antwoordde: Had ik er eens zoveel, en nog half zoveel en nog een vierde deel van mijn schapen en daarbij nog een zwart schaap, dan had ik er juist honderd. Hoe groot was de kudde?
24. Ik ben een stad in Noord-Brabant. Mijn eerste vreest iedereen en mijn tweede heeft iedereen.
25. Mijn geheel is een stad in Nederland. Mijn eerste vindt men op het dak. Mijn tweede vindt men in het bos.
OPLOSSING:
1. Op de scheurkalender. 2. Duo-oud. 3. De vorst. 4. Amen. 5. Leeuwarden. 6. Napels.
7. Tweemaal twee zijn twaalf letters. 8. Het eerste is uitgemaakt en het tweede ingemaakt 9. lemand met een houten been. 10. De barbier.
12. Vergeven. 13. Fa-af. 14. Mol.
15. Op mijn vaders knie. 16. Ik ging alleen naar Den Haag, de anderen kwamen er vandaan. 17. Mina. 18. Als het water ijs is. 19. Om op te metten.
20. Handschoenen. 21. De letter O. 22. Twee huilende honden.
23. Zes en dertig schapen. 24. Helmond. 25. Leiden.
Redactie „Boesem”: Secretariaat van de Katholieke Actie voor de vrouwelijke jeugd. Bosstraat. 35, Breda Administratie: Academiesingei, 47, Breda. Nihil ohstat: j. temmens. Imprimatur: Breda 19 Jan. 1940. J. M. Van Oers. Vicaris-Gen.