des hemels, door u is de genade over geheel de wereld uitgestort”. En vervolgens vergelijkt hij Maria bij de schoonste voortbrengselen der natuur, bij de heiligste personen uit het Oude Testament, maar verklaart, dat zij deze allen verre te boven gaat, en eindigt met de smeekbede: „Gelijk de blanke duive den groenenden vredetak bracht naar de ark, zoo, o goedertierene, geef ook den vrede aan allen, die u eeren en beminnen”.

Dat Sint Amandus nog eeuwen na zijn dood niet enkel in de geschiedenis, maar ook in het rijk der volkslegenden bleef voortleven, zal wel niemand verwonderen.

Tot een werk, zooals hij het ondernomen had, de bekeering der woeste volksstammen van België, die zijn lichaam verscheurden en verbrijzelden onder hunne slagen, die hem naar de Schelde sleepten en wilden verdrinken, tot zulk een werk moest hij voorzeker op bovennatuurlijke wijze worden voorbereid.

Zoo weet dan ook de legende, dat Sint Amandus, bevreesd voor „die temptacie van 'den viand”, zijne toevlucht nam.

Heel bijzonder tot Maria, ’sHeeren Moeder, en bad tot haar Dit gebed; nu hoor er naar:

O onbesmette lelie pure, Roze, Maria, reine figure,

Vrouwe, Moeder en zuivere Maagd Gij bracht ter wereld uw lieven Zoon

Die volmogende regeert Beide: hemel en ook aardrijk; Dezen Koning, onzen Behoeder,

Bid voor mij, gij werdt zijn Moeder, Vrouwe, door een woord alleen

Maria, richt dan uwe bede Tot Jezus Christus, tot uw kind,

Dat Hij mijn zinnen zóó vastbindt,

Dat ik niet gerake aan ’t dolen Noch verdwale ter duivels schole.

En zie, dus verhaalt de dichter, nauw had Sint Amandus deze bede geëindigd, of Maria zond den Engel Gabriël tot zijne kluize; en deze was zeer snel om zijne boodschap te verrichten en zeide: „Amandus, nu wees koen 1 Want Maria, aller Engelen troost, Gods Moeder, alvermogend bij den Vader, heeft uwe bede gehoord, zij heeft zóó gebeden tot haar Kind, dat Hij mij tot u neerzond, om u de toekomst te doen verstaan”.

En nu openbaarde de Engel hem alles, wat hem nog te wachten stond : zijn levensstaat, zijne gezellen, zijne bekeeringstochten, en Gods bescherming over geheel zijn werk. Dan vloog de Engel weder hemelwaarts, en onze Heilige heeft nog dien eigen nacht zijne kluis verlaten, en zich op ’s Heeren pad begeven. Menig bosch en menige heide heeft hij doorgetrokken, maar altoos Maria’s zegen en hulp genoten.

En mocht hij zich eens een enkelen keer ontspannen, dan was nog Maria een der redenen zijner blijdschap. Zoo, verhaalt ons de oude dichter, en wil ons door zijne verdichting een beeld geven van de Mariavereering in Sint Amandus’ kring, zoo was dan eens te Nivelles bijeen een hoogedel gezelschap. Daar zaten in de groote kloosterzaal Amandus, de zendeling Gods, en Sinte Gertrudis, de vrome abdis, en Sint Bavo, de bekende ridder, en diens dochter Adeltruut, en ook de bisschop dier streek, en eindelijk de weldadige priorinne. Wordt voortgezet.