den H. Franciscus, droeg hij niet minder vurige liefde toe. En in deze droevige tijdsomstandigheden had hij overvloedig gelegenheid om daarvan bewijzen te geven. De gardiaan van zijn klooster ondervond veel verdriet van eenige kloosterlingen, die spijt schenen te hebben, de H. Geloften te hebben afgelegd en liever in de wereld terug wilden keeren, waar zij doen konden, wat zij wilden. Zij waren vurige bewonderaars van Martin Luther, die den moed had gehad zijn kap aan den boom te hangen, en in ’t huwelijk was getreden. ledere gelegenheid grepen zij aan om zijne geschriften machtigte worden, en met welgevallen lazen zij ze. Hun ontevredenheid, hun klagen over den ijzeren band der geloften en de gestrengheid van hun overste, was ook op eenige anderen overgeslagen, die weliswaar niet het klooster wenschten te verlaten, maar gaarne tot de oppositie-partij behoorden. Doch aan de stilzwijgende vermaningen, door het heilig leven van pater Joannes gegeven, konden velen geen weerstand bieden; zij kwamen tot inkeer, verlieten den weg der lauwheid en wedijverden weldra met anderen in deugd en stipte naleving der regelen van den seraphijnschen H. Franciscus. Daarom evenwel wandelde pater Joannes niet op rozen. De weinigen, die in hunne afdwaling volhardden, werkten hem op iedere denkbare wijze tegen. Doch er kwam geen klacht over zijne lippen, wanneer zij hem bijde pharizeeën uit het evangelie vergeleken; integendeel, hij vond daarin aanleiding zich hoe langer hoe meer te ontdoen van zijne on-

volmaaktheden, welke ook bij den besten kloosterling worden gevonden.

In een klein vertrek van het huis, dat aan het klooster te Ingolstadt grensde, ligt een oude man op het sterfbed. Hij heeft een kruisbeeld in de handen, en tracht met bevende stem een oud Marialied te zingen. Daartoe is hij echter niet in staat; dat zal pater Joannes doen, die hem tweemaal per dag komt bezoeken. Dan verhelderen de oogen van den ouden man en straalt zijn gelaat van vreugde, als hij den lof van Gods Moeder hoort zingen. Op een Augustusmorgen van 1546 schetterden de trompetten in de straten van Ingolstadt, het geroffel der trommels werd gehoord en de zware stap van marcheerende troepen joeg het stof op, zoodat Pater joannes ijlings het venster der ziekenkamer sloot. „Dat zijn de keizerlijke troepen”, zeide hij, „er zal spoedig slag worden geleverd, want de vijand kan niet ver meer af zijn.” De grijsaard antwoordde niet, het kruisbeeld lag aan zijne lippen ; en toen de pater zich nederboog, om naar de ademhaling te luisteren, knielde hij dadelijk neder, om te bidden, want het hart van den ouden man had opgehouden te kloppen.

„Dat is de laatste,” sprak pater Joannes droevig, toen hij het huis verliet. De koordirecteur Wetterhahn had den leeftijd van 90 jaar bereikt en was nu zijne vrienden in het graf gevolgd. Voor twee jaar was hij uit München te Ingolstadt komen wonen, om dicht bij zijn beschermeling; te