EEN MERGELGROT WERD ATELIER

ZIJN naatn klinkt Fries, maar hij is Maastrichtenaar in hart en nieren. Frans Tuinstra is, zouden we durven zeggen, het prototype van de echte Maastrichtenaar; gastvrij, joviaal, metzin voor humor en kunstzinnig. En deze laatste eigenschap bezit deze zoon van de bekende dialecticus Fons Tuinstra in heel bijzondere mate. Zjj werd de grondslag ook voor zjjn broodwinning. We hebben hem vaak horen improviseren op het orgel van de parochiekerk van Sint Pieter. Muzikale aanleg bezat en bezit hjj nog

ontegenzeglijk. Maar Frans Tuinstra voelde zich meer aangetrokken tot een andere scheppende kunst. Hij nam brokken klei in zijn gevoelige handen en schiep uit de vormloze hoop een Madonna, een Sint Petrus, een kruisheld. We hebben dat wonder, het wonder van het tot leven wekken van een natte massa klei, dikwijls van naby gezien. Met onze neus er vlak bovenop, in de kanaer van zijn ouderlyk huis, dat vol stond met zijn artistieke produkten. Frans Tuinstra bezocht de Kunstnijverheidsschool en verdween toen in het atelier van een Tegelse keramische industne. Om zich verder te bekwamen in het keramische ainbacht, maar ook om zich van een gezonde basis te verzekeren voor zijn dagelijks brood, hen verstandige daad. Zijn vrjje tyd benutte de artisan toch om zijn inspiratie in klei uit te leven. Hy experimenteerde, liet het archaïserende, het ouderwets aandoende element varen, zocht naar en vond ook andere, eigen vormen en eigen decoraties. Zijn naam kreeg klank door zijn gevelstenen en ontwerpen van monumenten. 1 oen kwam de uitnodiging om zich te vestigen op kasteel Neercanne, het kasteel met zyn beroemde terrassen, vanwaar men een onvergelykeliik uitzicht heeft over het Jekerdal, aan de overzijde begrensd door de beboste helling van de Sint-Pietersberg. Kasteel Neercanne, magnifiek gerestaureerd tot restaurant en auberge, ligt eigenlijk in „niemandsland”, tussen de Nederlandse en Belgische grenspalen, enkele kilometers ten zuiden ■van Maastricht. |

Frans Tuinitra hapte niet direct. Maar, zakenman als hii ook is, keek hy, zoals hy het ons vertelde, eerst de kat uit de boom. Toen waagde hij de sprong en kwam verleden jaar terug naar zijn geliefde geboortestad. Met zijn jonge, charmante vrouw Jeannie. De voormalige bakkerij, mtgehouwen in de bergwand, steU oprijzend achter het kasteel en bekroond met dicht geboomte, werd zün atelier, een grot-atelier. De wanden waren nog zwart geblakerd. Maar hij en zijn vrouw krabden de wanden weer geel en waar eens de bakkers van

Doorkijkje in het romantische grotatelier, eevs bakkerij van het kasteel.