stuiten en reeds den 9e bezweek de lijder aan volkomen uitputting.

Bij de sectie werd eene belangrijke vergrooting der lever waargenomen; het weefsel was zeer verweekt, de capsula Glissoni zeer los met de lever verbonden.

De lever zeer bloedrijk; vergrooting en verweeking der milt; in de milt werd een absces gevonden ter grootte van een ganzenei; de nieren waren eveneens vergroot met normaal weefsel. De hersenen en hersenvliezen waren sterk hyperaemisch; zoowel tusschen de vliezen als in de hersenholten was eene uitstorting van wei te constateeren. Bij onderzoek der poortader konde nergens eene thrombusvorming geconstateerd worden. In casu schijnt mijne diagnose van pylephlebitis eene onjuiste te zijn geweest, ofschoon ook het karakteristieke voorkomen der lever, zooals die bij cirrhose werd waargenomen, niet gevonden werd.

Intusschen deed dit tot de behandeling niets ter zake en zoude het bestaande absces in de milt reeds voldoende zijn om vroeger of later den dood te veroorzaken, een dood die door de ingetreden hevige darmbloeding zeker verhaast is.

Verwonding.

Op den 24 Februari werd in het hospitaal gebracht een inlander, bij wien behalve zes min of meer belangrijke verwondingen eene gehouwen wond voorkwam, welke door de linker wenkbrauw en over den linker voorhoofdsknobbel recht naar boven verliep en eene lengte van 10.S centim. had.

Deze wond drong door het voorhoofdsbeen in de hersenvliezen tot in de corticale zelfstandigheid der hersenen, de op en nedergaande beweging der hersenen was duidelijk waarneembaar: het vaneen gespleten been week ongeveer 3 millim. van elkander, terwijl uit het bovenste