gelegen is in den canalis caroticus, en wel op de plaats waar het verticale deel ombuigt naar het horizontale.

Hier ter plaatse ligt de arteriewand het dichtst bij den beenwand en is dus het eerst blootgesteld aan de inwerking van infectie of chemicaliën.

De twee gevallen, waarbij de laesie van de carotis interna plaats had vóór haar intrede in het kanaal, zijn vooreerst dat van Pilz (26), waarover het sectieverslag zegt dat de carotisbloeding plaats had uit het buiten den schedel gelegen deel. Vlak bij de intrede in de canalis caroticus had zich een holte gevormd, gevuld met bloed en etter. Het bloed had zich een weg gebaand tusschen het onderkaaksgewricht en het rotsbeen en was uitgetreden door een spleetvormige opening in het onderste deel van den kraakbeenigen gehoorgang.

Het andere geval is dat van Jolly (zie Hessier, 23) waarbij o.a. vermeld staat; „Am folgenden Abend bemerkte „man eine Geschwulst von der Grosse eines halben Hüh„nereies zwischen dem Unterkiefergelenk und dem Warzen„fortsatz".

Hier moet dus ook de carotis interna vóór haar intrede in den canalis caroticus gelaedeerd zijn geweest.

Nu zijfi wij gekomen aan de laatste bijzonderheid van ons geval, nl.

4. Een anomalie van den sinus transversus.

Werpt men een blik op fig II, dan valt al dadelijk het belangrijke verschil in grootte op der beide groeven voor de sinus transversi. Terwijl links een diepe vore bestaat (s. tr. sin.), is rechts slechts een flauwe aanduiding daarvan aanwezig en wel alleen van het gedeelte vanaf de knie tot aan het foramen jugulare (op de fotografie nauwelijks te herkennen bij s. tr. d.). De reden van dit verschil is gelegen in het direct overgaan van den sinus longitudinalis in den linker sinus transversus (op de plaat niet te zien door den hiervoor ongeschikten stand van het preparaat).