Bij meting van den sinus transversus blijkt de grootste breedte te zijn links 16 mM, rechts 7 mM.; de grootste diepte links 8 mM., rechts nauwelijks 1 mM.

In ongeveer gelijke mate verschillen ook de foramina jugularia. De maten hiervan zijn: grootste lengte links 13,5 mM., rechts 6,5 mM.; grootste breedte links 6 mM., rechts 3 mM.

Al mogen wij nu niet uit de diepte van de groeve de juiste maat afleiden voor den sinus transversus, waar deze zich meer tusschen de bladen van de dura mater ontwikkeld kan hebben, toch kunnen wij uit ons praeparaat wel besluiten dat bij een abnormale grootte links een hypoplasie rechts bestaat. Links is daarenboven een groot emissarium mastoideum aanwezig, rechts niet. In tegenstelling hiermede is de sinus petrosus inferior rechts sterker ontwikkeld; men vergelijke de volgende maten:

Grootste breedte links 4 mM., rechts 5 mM.;

„ diepte „ 2 mM., „ 3 mM.

Terwijl nu de sinus petrosus inferior sinister den gewonen weg volgt door het foramen jugulare heen om zich buiten de schedelholte in de vena jugularis interna te storten, gaat die van de rechter zijde door een eigen rond gat (p), dat ongeveer even groot is als het foramen jugulare dextr. en een middellijn heeft van 5 mM.

Het for. condyloideum post. is links duidelijk aanwezig en mondt uit in de holte voor den bulbus jugularis; rechts is het slechts aan de buitenzijde van het os occipitale waarneembaar als een fijn gaatje. De sinus cavernosi en andere bloedleiders zijn, voor zoover nog na te gaan, zonder afwijkingen.

Buiten de schedelholte zijn de verhoudingen rechts niet meer na te gaan, daar alles door het aneurysma platgedrukt is.

Vergelijken wij nu eens boven vermelde maten met die door anderen opgegeven. Bij Henle (29) wordt 8—lOmM. (naar W. Krause) als doorsnede voor den sinus transversus