Ulcus phagedaenicum, bacillus fusiformis (Vincent) en spirochaeten,

DOOR

F. de ME IJ IER.

Wanneer men in het handboek van Scheube (3e editie) leest omtrent ulcus phagedaenicum en ook wanneer men daarover naslaat Manson (tropical sloughing phagedaena) krijgt men den indruk, dat het tropisch ulcus phagedaenicum een zeer ernstig lijden is, zoo zelfs, dat in meerdere gevallen het leven er mede is gemoeid, terwijl in elk geval ingrijpende weefselverwoesting en diepgaande ulceratie regel zijn. Wel haalt Scheube terloops Treille aan, die twee vormen dezer ziekte zou onderscheiden, een lichten en een zwaren, maar hij gaat daarop niet verder in.

Bij de behandeling der therapie wordt door beide genoemde auteurs steeds gesproken over zeer energische maatregelen: cauterisatie, afkrabben onder narcose, huidtransplantatie voor de genezing van het defect, ja zelfs gedeeltelijke of geheele amputatie van extremiteiten.

Beiden spreken ook van een snel zich uitbreiden van de ziekte, wanneer de infectie (zooals door beiden wordt aangenomen dat het is) eenmaal heeft plaats gehad.

Een geheel anderen indruk maakt, wat Dr. A. J. Salm (Het ulcus phagedaenicum; Geneeskundig tijdschrift van Ned. Indië, deel XLV, aflevering 6) er van schrijft, waarbij hij spreekt, in twee als voorbeeld uit vele aangehaalde gevallen, van een reeds een maand bestaand ulcus phagedaenicum van de grootte van een halven gulden met een grootste diepte