een geënucleëerd oog. afkomstig van een kind van 2 jaar.

Toen 't kind voor 3 maanden in behandeling kwam, was 'twat indolent, hield het hoofd niet recht op, en was bleek, 't Linker oog was rood, er bestond geen afscheiding, geen pijn (vroeger zou het kind gezond geweest zijn).

't Oog was weinig geopend, bij een normale conjunctiva tarsi bestond lichte conjunctivaal-injectie aan den bulbus en duidelijke ciliaire injectie; de cornea, vrij wel normaal van grootte en vorm, was licht wazig; de voorste oogkamer ondiep, de iris bruin met minder duidelijke teekening; op sommige plaatsen was de iris grijsachtig verkleurd. De tensie leek iets verhoogd. Had men hier te doen met een iridocyclitis van luetischen of tuberculeusen aard, of metastatische ophthalmie, b. v. na infectieziekte als b. v. influenza, pneumonie, of ten gevolge van meningitis, of een glioma?

Voorloopig behandeld met warme compressen, inwendig met jood-ijzer, kwam het kind weer terug, nu voor 2 weken, met een uitpuiling a*an den aequator, opgevat als een staphyloma, gevolg van secundair glaucoma.

Wegens de pijn werd het oog geënucleëerd, en kon men de diagnose panophtalmie stellen. Bij mikroskopisch onderzoek werden reuzencellen en tuberkelbacillen aangetroffen. Ter plaatse van het staphyloma blijkt de sclera tuberkuleus ontstoken te zijn. Het mikroskopisch paeparaat wordt gedemonstreerd,

Naar aanleiding van deze demonstratie ontspint zich een discussie over de vraag of men hier met een primaire of een secundaire aandoening te doen heeft en wenscht de heer Felix in overeenstemming met Fuchs het proces als een secundair proces te beschouwen.

Hierna geeft de heer Felix een praeparaat rond, waarvan ook een mikroskopische coupe wordt getoond, zijnde een epithelioma van de caruncula uitgegaan, hetwelk een exenteratio orbitae had noodzakelijk gemaakt.

De Voorzitter dankt den heer Felix voor zijne demonstratie