eenmaal ontwikkeld heeft, krijgt een acuten malaria-aanval en wordt hiervoor met chinine behandeld. De zwartwaterkoorts treedt nu reeds na de eerste dosis chinine op of pas eerst in de volgende dagen, dikwijls als de malaria reeds geweken is. Dit is de gewone gang van zaken. Verder moeten onder deze gelegenheids-oorzaken genoemd worden: een acute malaria-aanval alleen (dit komt zelden voor), dan de werking der bovengenoemde geneesmiddelen alleen, w. o. weer vooral chinine de hoofdrol speelt (de z. g. gevallen van chinine-intoxicatie VcTn Tomaselli), verder vermoeienis, afkoeling, plotselinge klimaatswisseling, traumata, enz.

Zoo zag Quennec de zwartwaterkoorts vooral ontstaan, wanneer de personen zich na vermoeiende marschen of jachttochten aan afkoeling blootstelden; de Grény vooral na afkoeling; Kanellis, Fisch en A. Plehn bij plotselinge klimaatswisseling; Baldwin Seal zag 5 van zijn 6 gevallen optreden in een 2000 M. hoog gelegen bergsanatorium. Niet te verwonderen is dan ook, dat, waar verschillende waarnemers getuigen waren van het optreden der ziekte onder zulke verschillende omstandigheden, hunne inzichten omtrent de aetiologische beteekenis van al deze factoren nog al belangrijk moesten uiteenloopen. Het sterkst heeft zich dit verschil van inzichten geopenbaard ten opzichte der chininewerking. Zoo was Tomaselli de eerste, die in 1874 de chinine ervan beschuldigde, een zwartwaterkoorts-aanval te kunnen uitlokken. Hij rangschikte de door hem waargenomen gevallen aetiologisch dan ook onder de zuivere chinineintoxicatie. Ook Koch sprak deze meening uit. Echter voegt hij er aan toe, dat voor het tot stand komen dezer intoxicatie nog noodig is praedispositie, welke laatste zou ontstaan door de combinatie van malaria en klimaat.

Anderen, zooals de Franschen, verder Schellong en Steudel, beschouwden de ziekte als een uiterst hevigen vorm van malaria en behandelden haar dan ook met groote chininedosen. Het tegenwoordige standpunt omtrent de aetiologie