gunstiger worden, de schizonten zouden zich sterk kunnen vermeerderen, waar dit van te voren niet mogelijk was, de makrogameten vormen tevens febrigene parasieten, waardoor het aantal dezer laatste nog belangrijk zou toenemen,

en de koortsaanval breekt uit.

Een steun voor deze opvatting vind ik in het kortelings van de hand van Neufeld verschenen artikel in de Berliner Klin. Wochenschriit, jaargang 1908 No. 21, getiteld „Ueber die Grundlagen der Wright'schen Opsonintheorie." Hierin zegt Neufeld, dat het vast staat, dat bij dieren het complementgehalte van het bloed onder verschillende omstandigheden groote schommelingen kan vertoonen. Ook bij den mensch is dit onder pathologische voorwaarden waargenomen; zoo zou b. v. bij zware sepsis het complement geheel

kunnen ontbreken. ... •

Ook Moro heeft bij acute besmettelijke ziekten bij den

mensch complementschommelingen van het bloed waargenomen. Zoo geeft volgens dezen schrijver een laag complementgehalte van het bloed tijdens een besmettelijke ziekte een infauste prognose. Ook is merkwaardig, dat Moro bi] gezonde, kunstmatig gevoede zuigelingen dikwijls een veel lager complementgehalte vond dan bij borstkinderen. Bekend toch is het feit, dat kunstmatig gevoede kinderen een veel geringere resistentie tegenover verschillende ziekten aan den dag leggen dan borstkinderen.

In overeenstemming met de hypothese, dat bij malaria, evenals bij de bacillaire infectieziekten, wel degelijk van echte actieve immuniteit sprake kan zijn, vind ik ook de waarnemingen van Nocht te Hamburg. Nocht constateerde herhaaldelijk het feit, dat bij malaria dikwerf spontane genezing tot stand kwam of de ziekte met zeer minimale dosen chinine te genezen was, zoodra de lichaamsweerstand toenam onder invloed van rust en roboreerende dieet. (In één geval gelukte het hem zelfs met 1 gr. chinine genezing te bewerkstellingen bij iemand, wiens totale ziekteduur twee maanden bedroeg).