Principieel zou dus onderscheid gemaakt moeten worden tusschen tweeërlei wijze van ontstaan der recidieven:

1 e. Recidieven, die ontstaan doordat de voorraad der immuunlichamen is uitgeput. Dit zal na korter of langer tijd steeds het geval moeten zijn, wanneer de productie dezer stoffen niet onderhouden wordt door voortdurende primaire infecties, daar voldoende lichaamscelreactie alleen te verwachten is onder den invloed van virulente parasieten.

Deze recidieven moeten dus ontstaan zonder eenige aantoonbare oorzaak.

2e. Recidieven, die ontstaan, doordat het complementgehalte van het bloed momenteel daalt tengevolge van de eene of andere schadelijke oorzaak, die het lichaam treft. Bij deze recidieven zouden zich dus in het bloed een voldoend aantal specifieke immuunlichamen moeten bevinden.

Thans kom ik terug tot het uitganspunt van mijn betoog, nl. het verband, dat er m. i. ontwijfelbaar moet bestaan tusschen opgetreden malaria-immuniteit en de praedispositie voor de zwartwaterkoorts. Zooals hierboven opgemerkt, heeft Nissle reeds in zijn hypothetische verklaring op dit verband de aandacht gevestigd. Ook bij andere auteurs vindt men hetzelfde, hoewel zij geen van allen er directe gevolgtrektingen aan vast knoopen. Ziemann zegt daarom in Mense's Handbuch der Tropenkrankheiten Ille Band pag. 570:

„Beim Schwarzwasserfieber, bei dem ja, wie wir schon ebenfalls sahen, die parasiticide Wirkung meistens eine ganz besondere Auffallige ist," enz.

Bovendien pleit m. i. het ontbreken der parasieten, zelfs bij herhaald bloedonderzoek, vóór den zwartwaterkoortsaanval, zooals dit door verscheidene schrijven (Murri, Koch, Ziemann, Nocht) is waargenomen, sterk voor de parasiticide werking van het bloed der betreffende personen. En al mogen ook A. Plehn, Panse enStephens, in den laatsten tijd op grond van hunne positieve bloedonderzoekingen het microscopisch aantoonen der malaria-parasieten vóór den