werden zoo noodig verdere bijzonderheden aangegeven.

De sterkte der hartswerking werd uitgedrukt met cijfers van 0 tot 3; het cijfer 0 werd gebruikt voor een absoluut niet versterkten puntstoot; '/2 werd genoteerd, als de ictus sterk was zonder bepaald versterkt te zijn; 1 duidde matig pathologisch versterkt aan, 2 zeer versterkt, 3 buitengewoon sterk en bonzend.

Wanneer de percussiefiguur van het hart niet vergroot was, werd dit aangegeven als „n"; bij vergrooting werd de graad daarvan aangegeven. Bij de percussie werd het hoofdgewicht gelegd op de relatieve (diepe) percussie, om redenen, die later nog zullen worden besproken.

Normale auscultatieverschijnselen werden met „n" aangeduid. Eventueele afwijkingen werden genoteerd, waarbij een matig versterkte tweede pulmonaaltoon met een

zeer versterkte met werd aangegeven.

Normaal aanwezige kniereflex: +, afwezige idem:—. Ik teeken hierbij aan, dat het bij vele der krankzinnigen lang niet altijd gemakkelijk was, den kniereflex te bepalen, omdat zij er vaak niet toe te brengen waren, de beenspieren behoorlijk te ontspannen. Vandaar dat de opgaven bij sommige lijders vrij sterk wisselen. Er mag dan ook m. i. aan het van tijd tot tijd niet aangetoond zijn van den kniereflex geen groote beteekenis worden gehecht.

Oedeem werd genoteerd van 0 tot 3: 0 afwezig, 1 matig, 2 sterk, 3 zeer sterk. De aanteekeningen hieromtrent betreffen speciaal praetibiaal oedeem.

Om de motiliteit na te gaan koos ik op raad van Dr. Pol hurken en opstaan. Dit heeft wat voor en wat tegen. Er tegen is, dat men soms patienten ziet, die nog bepaald slecht loopen, en bij wie hurken en opstaan normaal of zoo goed als normaal zijn, zoodat deze laatste dan geen goede maat voor bewegingsstoornissen zijn. Omgekeerd ziet men echter ook lijders, wier gang weinig bijzonders vertoont, doch die bij hurken en opstaan duidelijk afwijkingen vertoonen. Ik