het meest. De hoeveelheid wisselt dan van 5 tot 20 cM3; maar men verliest hiervan altijd nog een deel bij het defibrineeren, wat onvermijdelijk is, omdat men het anders niet kan inspuiten.

In 't geheel werden 7 hanen aan deze behandeling onderworpen. De geringste hoeveelheid bloed was 57 cM3., verdeeld over 12 injecties, de grootste 220 cM3' verdeeld over

!23 inspuitingen, (serie 3).

Alle aldus behandelde dieren bleven volmaakt gezond, gloeiden flink en waren altijd vroolijk. Bij eenige werd nadat zij lang genoeg geobserveerd waren afgewerkte rijst in plaats van gabba gegeven, waarop zij regelmatig in den gewonen tijd ziek werden. De inspuiting had dus hun praedispositie niet gewijzigd.

Ik deed ook een aantal inspuitingen bij hanen die met afgewerkte rijst gevoed werden. Men zou toch kunnen beweren, dat in de gabba zooveel tegengift tegen het beriberitoxine aanwezig is, dat al het ingespoten gif geneutraliseerd kon worden door het uit de gabba opgenomen tegengif. Men zou dan daarbij toch nog wel verwachten dat een immunisatie zou optreden, maar immunisatie volgt dikwijls zeer ingewikkelde wetten, en het uitblijven ervan was dus geen volledig bewijs tegen deze bewering. Voedde ik echter kippen met afgewerkte gekookte rijst, dan was er geen tegengif in het voedsel aanwezig, integendeel werd er volgens de toxinetheorie in het darmkanaal (of ergens anders in het lichaam) gift gevormd. Was er nu een eenigszing merkbare hoeveelheid toxine in het bloed van zieke kippen aanwezig, dan zou, zoo dit bloed bij met afgewerkte rijst gevoede dieren werd ingespoten de ziekte eerder uitbreken dan bij niet ingespoten kippen. (Serie 4).

Drie ingespoten kippen vertoonden de eerste verschijnselen der ziekte na 17, 19 en 19 dagen, een contrölekip na 16 dagen. De inspuitingen met bloed hebben dus het uitbreken der ziekte niet verhaast.