vallen a 807. Het totaal sterftecijfer der hoofdplaats is liier dus ± 1 4°/oo, dat aan koorsten ± 5ü/00. In het hospitaal werden voor deze ziekte slechts verpleegd 17 personen, waarbij het bloedonderzoek nog vaak negatief was. Op Palembang is anopheles dan ook uiterst zeldzaam. In de afdeeling komen ze meer voor; hier werden bij het bloedonderzoek van koortslijders herhaaldelijk tropica-, tertiaan-, en quartaan-parasieten gevonden, terwijl het aantal groote milten niet onbelangrijk was. Met beri-beri kwamen 52 lijders onder behandeling. Bijna allen waren afkomstig uit de gevangenis; 44 werden in het hospitaal, 7 in het hulpberi-berigesticht (vroeger voor uit Djambi geëvacueerde dwangarbeiders opgericht) verpleegd. Laatstgenoemd gesticht werd dit jaar opgeheven. De proef met toediening van katjang hidjoe werd hier (proef- en controle-personen) gestaakt uit gebrek aan lijders. Cholera en pest kwamen niet voor. Pokken kwamen hier voor in 13 gevallen, waarvan 4 doodelijken verliepen. In Tebing Tinggi in 13 gevallen; het aantal sterfgevallen daaronder is niet opgegeven. Van 60 onder behandeling gekomen verwondingen stierven er 6.

Het aantal lepra-lijders, dat in de residentie voorkomt, werd opgegeven als te zijn 618. Het aantal is echter blijkbaar nog grooter. In het hospitaal werden verpleegd 4 mannen. In de leproserie te Kemang Poepoen waren 16 mannen en 11 vrouwen. De ziekte heet hier oedoeg of kidal en wordt door de bevolking algemeen als besmettelijk beschouwd, waarom hier de lijders ook gedwongen worden, zich op te houden in ladanghuisjes ver buiten de kampongs, waar ze vaak een kommervol bestaan leiden. Toch wordt die isoleering niet altijd streng doorgevoerd, zoodat ook in de kampongs en op de hoofdplaats zelf nog wel lepralijders aanwezig zijn. Op verschillende inspecties en ook in het leprosorium werden in 't geheel 68 personen (26 vrouwen en 42 mannen) op leprabacillen onderzocht. Van deze 68 was het onderzoek in 3 gevallen negatief,