missie te volgen werkwijze, zoo kan men toch nagaan, dat geen plaatselijk onderzoek door leden der commissie is bedoeld. Immers heeft de Nederlandsche gynaecologische vereeniging niet meer dan ƒ 100 ervoor uitgetrokken, en laat het zich aanzien, dat de door de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der geneeskunst beschikbaar te stellen som niet meer of niet veel meer bedragen zal, en dat dus aan eene reis naar Java niet gedacht wordt. Zij zullen wat circulaires laten drukken, wat postzegels erop plakken en dan wachten op de antwoorden, die zij ontvangen. Krijgen zij te weinig antwoorden om er mede voor den dag te kunnen komen, dan is hun goede wil afgestuit op de „Indische lakschheid", krijgen zij antwoorden tegen hun zin, dan zijn die oppervlakkig en niet bewijzend.

Het is ons een raadsel tot welke personen de commissie zich voor inlichtingen wenden zal. Niet tot Officieren van Gezondheid, noch tot Civiele Geneesheeren, want deze beide categorieën van medici zijn door den heer H. Treub als onkundigen afgekeurd; en al mocht men hun met een zekere neerbuigendheid willen vragen, zoo zullen zij zich waarschijnlijk, wegens den ondervonden smaad, van medewerking onthouden. Er blijven dan over: stadsgeneesheeren, particuliere geneesheeren en zending-artsen. De stadsgeneesheeren hebben q. q. met de bevolking minder te doen dan de civiele geneesheeren; en de particuliere geneesheeren bemoeien zich met de praktijk bij gegoede Europeanen en Chineezen, maar kunnen onmogelijk anders dan bij uitzondering onder de bevolking bezig zijn. Dus zal het onderzoek moeten steunen op de zending-artsen of op leeken? Of de zending-artsen erg gevoelig zullen zijn voor de eer materiaal te mogen verzamelen, maar ongeschikt geacht te worden voor de bewerking daarvan, dat staat te bezien; maar in elk geval is het niet waarschijnlijk, dat hunne inlichtingen in den smaak zullen vallen van den heer van Buuken.