die als vanzelf aanleiding tot conflicten met de wet en met de militaire discipline geven en die gemakkelijk de gedachte aan aanstellerij, voorgewende onnoozelheid enz. doen opkomen.

De ziekte begint meestal met het gaandeweg optreden van stoornissen in het gemoedsleven, dat als 't ware genivelleerd wordt: de patiënt'kent geen hopen, geen vreezen, geen wenschen meer, alle affecten schijnen ingeslapen, hij wordt nalatig, lui en slordig, onverschillig tegenover zijn beroep en zijn familie, tegenover lijden en genoegens. Dat deze ziekelijke onverschilligheid in den militairen dienst dikwijls aanleiding moet geven tot tekortkomingen, is duidelijk en evenzeer, dat een krachtdadig straffend optreden daartegen niets kan uitwerken. Dikwijls begint die nivelleering van het gevoelsleven, dat wegsterven van alle gevoelstonen niet gelijkmatig als 't ware over de geheele linie, en treedt er aanvankelijk geen volkomen apathie op, maar een ongemotiveerde vroolijkheid, met verlies van 't besef van wat past en niet past, van positie enz., waardoor de patiënt in zijn optreden grof, onhebbelijk en patserig wordt, en de militair dus gemakkelijk tot insubordinatie zal komen.

Bij dergelijke uitingen moet de gedachte aan een beginnende dementia praecox vooral dan opkomen, wanneer men hoort, dat de patiënt vroeger in zijn optreden geheel anders was, wanneer het duidelijk is, dat we met een verandering van de geheele psychische persoonlijkheid te doen hebben. Bij nauwkeurig onderzoek zullen we dan ook in dit stadium reeds een duidelijk intelligentiedefect in engeren zin kunnen vinden en lichte motore verschijnselen, waarop we positief de diagnose dementia praecox kunnen stellen.

Het intelligentiedefect is gedeeltelijk een gevolg van de vermindering van de opmerkzaamheid, die weer met de apathie samenhangt, maar berust nog meer op een primaire stoornis van het combinatievermogen. Het inprentingsver-