aangetasten. Voor 1907 bedroegen die cijfers 11124 en

1143 dus 10 °/0.

Traclioom en andere oogziekten kwamen veelvuldig voor.

Wat besmettelijke ziekten aangaat, was in 1908 alleen te kampen met pokken; in December trad zoodanige plotselinge verergering op, dat de havenplaats Banjoewangi den 22en dier maand moest worden besmet verklaard.

Van febris typhoidea zijn 6 gevallen onder behandeling gekomen, waarvan 1 stierf.

Beri-beri kwam, voor zoover na te gaan, weinig voor.

Van lepra werd een geval geobserveerd in de gevangenis.

Op de polikliniek ter hoofdplaats meldden zich 1179 patiënten aan, tegen 981 in 1907. Het meest werden gezien: malaria (172 patiënten) en huidziekten (400 patiënten). Verder valt te rapporteeren, dat zich op de polikliniek bijzonder veel ( ± 150) personen aanmeldden voor kies-extracties.

Naar het bewuste „tandenvijlen" werd een onderzoek ingesteld, doch in alle gevallen kon worden uitgemaakt, dat de patiënten het zich slechts verbeeldden. Daarvan schijnen ze ook ten slotte overtuigd te zijn geraakt, want sedert werd er niets meer van gehoord.

RESIDENTIE KEDIRI.

De algemeene gezondheidstoestand was bevredigend te noemen.

Alleen gevallen van water- en echte pokken kwamen tamelijk veelvuldig, doch gewoonlijk slechts sporadisch voor. Bij de Chineesche bevolking stuitte de vaccinatie dikwijls af op bepaalden onwil, zelfs dan wanneer aangeboden werd, haar bij de betrokkenen aan huis te verrichten.

Koortsen en buikziekten kwamen veelvuldig voor, doch van goedaardig karakter.

Cholera en andere kwaadaardige ziekten hebben zich

niet voorgedaan.