In het protest is met geen enkel woord gepoogd om het bezwaar, dat ik geopperd heb, te ontwrichten. Er wordt wel met groote woorden verkondigd (blz. 666) „dat mijn overheerschend denkbeeld is een groote kweekschool voor vroedvrouwen te mogen oprichten; Java van twee soorten vroedvrouwen te mogen voorzien en dat ik voor dit denkbeeld letterlijk de geneeskundige hulp opoffer". Men citeert, om zich te redden, een stuk van mij onvolledig, want in „Een jaar verder" schreef ik: „Neen, eene goede regeling van de algemeene geneeskundige hulp, zoodanig, dat het de draagkracht van den Staat niet te boven gaat, daartoe zie ik op 't oogenblik geen kans. Dit gedeelte haalt de excommissie aan, maar het daaropvolgende echter: „hetgeen wel degelijk het geval is voor de verloskundige hulp, omdat de bevolking gewoon is om haar doekoen baji (vroedvrouw) te betalen en de vroedvrouw haar bestaan kan en moet vinden in haar volk", hetgeen nota bene cursief gedrukt is, en waarop alles aankomt, wordt door de ex-commissie weggelaten.

Over het geopperde bezwaar wordt het stilzwijgen bewaard, wel een teeken, dat de excommissie van de waarheid

ten volle overtuigd is.

De heer Bijker neemt trouwens allen twijfel daaromtrent weg door (blz. 857) te schrijven: „De commissie stelt eene regeling voor, welke betere waarborgen voor een goede practische opleiding levert. Tot mijn bevreemding keuit de heer van Buuren ook dezen maatregel af. De houding kan alleen verklaard worden uit zijn vrees, dat bij aanneming van dat voorstel het aantal vroedvtouwen zal verminderen".

Ik geloof niet, dat iemand met den heer Bijker het eens zal kunnen zijn, dat eene regeling, geheel afhankelijk van de goede gezindheid van een Inspecteur, betere waarborgen zal opleveren. Neen, ze zal ertoe leiden, wat de heer Bijker met mij vreest, dat het aantal leerlin-