Over creoline en cholera,

door

E. W. KREUZWENDEDICH von dem BORNE.

Reeds jarenlang is collega Groneman een warm voorvechter der creolinetherapie bij cholera asiatica. Ik kan niet anders dan de volharding bewonderen, waarmee hij telkens bij iedere cholera-epidemie voordecreolinedenstrijdaanvaardt.

Waar ik zelf een der warmste bewonderaars ben van hetgeen hij op archeologisch gebied tot stand gebracht heeft, spijt het mij, dat ik hem uit zijn welverdiende rust moet storen door mijn bedenkingen tegen zijn creolinetherapie in te brengen. De omstandigheden dwingen er mij toe.

De eerste aanleiding was voor mij een voorschrift, door den eerstaanwezend officier van gezondheid te Djokjakarta gegeven, waarin het gebruik der creoline op de scholen aanbevolen werd; een voorschrift op zulk een bedenkelijke wijze gesteld, dat ik meende verplicht te zijn daartegen een protest in te dienen. De tweede aanleiding was de reclame, die Groneman in de Locomotief op groote schaal voor de creoline meent te moeten maken.

Ik heb mij laten verleiden om eveneens in de Locomotief mijn bedenkingen hiertegen in te brengen, vooral om den leek tot voorzichtigheid te manen en hem te doen zien, dat ook een andere meening dan die van Groneman recht van bestaan heeft. Groneman meende te moeten antwoorden met een persoonlijken aanval op mij; dit noodzaakte mij om den strijd in de Locomotief te staken. Ik hoop, dat collega Groneman nu tot inzicht gekomen is, dat ons verschil van opinie omtrent de creoline niet mag of kan zijn van per-