teriseert ze als iets specifiek verschillends van de Schüffnersclie stippels. In de verdere levensgeschiedenis van den tertiaanparasiet zijn de vlekken nog een tijdlang te vervolgen en bij een 24 uur ouden parasiet steken ze soms nog fraai af tegen de Scliüffner'sche stippels (zie fig. 4.), maar naarmate bij toenemenden ouderdom van den parasiet deze laatste grooter worden, zijn zij niet meer goed van de vlekken te onderscheiden.

Soms zijn de vlekken tegen den parasiet gelegen en een enkelen keer hebben zij den vorm van aan den parasiet verbonden (roode) pseudopodiën (zie fig. 2, 3, 4).

Een verschijnsel, dat zelden gezien wordt, is, dat zich om een deel van het blauwgekleurde protoplasma van den parasiet een roode zoom slingert, die den parasiet afgrenst tegen het rose bloedlichaampje (zie fig. 4).

b. Quartana. Van quartana werden slechts poliklinische gevallen gezien, waarbij slechts op één bepaald tijdstip bloedpraeparaten gemaakt konden worden. Het materiaal was in deze dus eenigszins fragmentarisch. Maar de geconstateerde veranderingen waren zeer interessant.

Wanneer de quartanaparasiet 12—24 uur oud is, kan althans na 20 — 30 min. kleuren (10 min. is hier onvoldoende) in bijna alle geïnfecteerde bloedlichaampjes de aanwezigheid van 2 tot 5 roodgekleurde vlekjes worden vastgesteld. Zij liggen onregelmatig verspreid in het bloedlichaampje (zie fig. 5). Enkele malen zijn zij door een rood, meestal uiterst dun en daardoor nauwelijks zichtbaar draadje met het protoplasma van den parasiet verbonden, (zie fig. 6).

Van verscheidene door jonge quartaanparasieten geïnfecteerde bloedlichaampjes is de kleur anders dan die der omgevende parasietvrije bloedlichaampjes. De kleur is iets meer verzadigd en ook is de tint meer in de richting van licht eosinerood, die der niet-geïnfecteerden meer licht purperrood.