Van sommige zijden is de positieve Wassermannsche reactie in de latente periode wel eens op één lijn gesteld met de Widalsche reactie, die vele jaren na afloop van liet typhusproces nog kan aanwezig zijn. Het spreekt van zelf, dat volgens deze opvatting het niet geoorloofd zou zijn alle positief reageerende personen te beschouwen als te lijden aan aktieve syphilis en hen specifiek te behandelen.

Volgens Citron is deze opvatting onjuist. Hij toonde aan, dat altijd ten gevolge van een goed geleide therapie de reactie ten slotte negatief wordt. Samenwerkende met Munk stelde hij experimenteel op konijnen vast, dat de luesreaginen, die door de behandeling der dieren met syphilitisch extract optraden, spontaan in ongeveer denzeifden tijd uit de circulatie verdwijnen als echte antibacterieele antistoffen. Slechts wanneer een nieuwe inspuiting van het antigeen plaats had, namen de luesreaginen weer toe.

Hieruit besluiten zij, dat wanneer bij syphilitische personen, zelfs bij ontbreken van alle mogelijke verschijnselen, na 30—40 jaren en soms langer, nog steeds een positieve reactie bestaat, dit een verschijnsel is van aanwezig werkzaam virus.

Het doel der tegenwoordige syphilistherapie moet niet alleen zijn alle zichtbare uitingen der ziekte te doen verdwijnen, maar ook de positieve Wassermannsche reactie in een negatieve te veranderen en zorg te dragen, dat die steeds negatief blijft. Reeds in 1907 werd deze behandelingsmethode door Citron als de „biologische therapie" aanbevolen.

Zij heeft het voordeel, dat zij niet alleen rationeel is, maar ook bovendien in staat stelt te individualiseeren. Er bestaan n.1. groote individueele verschillen, in dien zin, dat bij sommige personen de positieve reactie zeer gemakkelijk negatief wordt, bij anderen daarentegen buitengewoon moeieiijk. De chronisch intermitteerende behandeling, zooals die door Fournier en Neisser is ingevoerd, moest, rekening houdende met de moeielijk te genezen gevallen, wijl haar