alleen ieeft in de darmvenen en verdere vertakkingen van de vena porta, terwijl Sch. haematobium de vertakkingen der blaasvenen tot woonplaats kiest. Nu zal reeds op anatomische gronden de kans voor de eieren van Sch. haematobium (gelegd in de blaasvenen) om embolisch meegesleurd in verschillende organen en vooral in de long gevangen te worden, oneindig veel grooter zijn, dan voor die van Sch. Mansoni, die steeds door de lever zullen worden gevangen. De mogelijkheid bestaat dus, dat zoowel de door Turner gevonden wijfjes, die in haar uterus eieren met lateralen doorn hadden als de eieren met terminalen doorn, die hij in de long vond, als embolieën resp. van de venae haemorrhoidales en de blaasvenen naar de long zijn gevoerd en wordt het verklaarbaar waarom Turner in het longweefsel eieren met terminalen doorn vond, hoewel er in de longvaten (als groote zeldzaamheid) drie bevruchte wijfjes van Sch. Mansoni werden gevonden.

Andere onderzoekers beschouwen beide eiervormen óf als tot ééne soort te behooren of roeren deze kwestie in 't geheel niet aan.

Zoo schijnt Braun ') het voorkomen der eieren met lateralen doorn in de faeces in het geheel niet aan te nemen, want hij schrijft, dat eieren van Bilharzia, die in het lichaam van den waard blijven, geen terminalen, maar een lateraal geplaatsten doorn hebben.

Scheube 2) zegt van de eieren van Bilharzia, dat zij zijn ovaal, geel en een doorn bezitten, die meestal aan de achterste, breede eipool, zelden zijdelings geplaatst is. Volgens hem vindt men in de urine en in den blaaswand steeds eieren met terminaal geplaatsten doorn, in de faeces zoowel eieren met terminaal als met lateraal geplaatsten doorn.

') Dr. Max Braun, Die tierischen Parasiten des Menschen, pag. 196—202.

s) B. Scheube, Die Krankheiten der warmen Lander, 4e Auflage 1910.