geschiedenis en sectieverslag van dezen patiënt volgen hieronder.

Patiënt A., man van ± 40 jaren, landbouwer van beroep, van middelmatige lichaamsgrootte, met krachtigen lichaamsbouw, is volgens zijn zeggen reeds geruimen tijd ziek, maar is zoo onintellingent, dat hij niet precies weet op te geven, wanneer en hoe de ziekte begonnen is. Patiënt is geen potator, heeft geen lues en heeft vroeger aan malaria geleden.

Het physisch onderzoek leert, dat de borstorganen normaal zijn, de pols is goed gevuld, regelmatig en niet frequent.

De buik is door ascites uitgezet; de buikorganen, lever en milt zijn naar boven gedrongen. Het vocht in de buikholte is bewegelijk; bij diep doordrukken, met het doel lever en milt te palpeeren, bespeurt patiënt pijn.

De ontlasting is brijig. Gedurende de ziekte wisselden dagen, waarop normale ontlasting werd gedeponeerd, af met zulke, waar de ontlasting brijig en met weinig slijm en bloed vermengd was.

De urine is normaal, bevat met name geen eiwit en in het centrifugaat zijn er geen eieren van Sch. Mansoni aan te toonen.

Er bestaat geen oedeem der onderste ledematen.

Daar door de groote spanning van het vocht in de buikholte de buikorganen niet te palpeeren zijn en de patiënt het benauwd krijgt, wordt er buikpunctie verricht, waarbij zich een groote hoeveelheid ( + 15 liter) van een helder barnsteengeel vocht ontlast. Hierna is de lever te palpeeren en blijkt verkleind, reikt met haar onderrand, die scherp en hard is, 4 vingers onder den processus xyphoideus. Het leveroppervlak is hobbelig, de palpatie is pijnlijk.

De milt reikt handbreed van onder den ribbenboog uit en is hard.

Overeenkomende met de anatomische plaats van den dikken darm voelt men een dikke, pijnlijke streng. Vooral op de plaats der darmflexuren en van de flexura sigmoidea is deze streng zeer dik.