De identificatie van polyneuritis gallinarum en beri-beri acht Eijkman nog niet geheel gewettigd, al is de analogie een zoo groote, dat men de resultaten bij de eene ziekte verkregen telkens bij de andere ziet bevestigd. S. komt op tegen de nucleïnetheorie van Schaumann. Het verwondert hem, dat S. nog altijd aan deze theorie vasthoudt, hoewel geen enkel van zijn experimenten met nucleïnen een positief resultaat had.

Neemt E. daarbij in aanmerking dat met uiterst P-arme extracten door hem en door anderen genezing of beschermende werking werd verkregen, dan meent hij veeleer de niet P-houdende verbindingen in aanmerking te moeten brengen. Daar de alcoholische extracten werkzaam zijn, kunnen nucleoproteiden, nucleïnen en nucleïnezuren niet de werkzame stoffen zijn. E. vond, dat curatief werken : rijstzemelen, waterig extract uit deze, de in alcohol oplosbare bestanddeelen van dit extract; gist en het in 88 °/0 alcohol oplosbare gedeelte der gist, dooier van ei, en, hoewel onzeker, wit van ei.

Niet curatief werken: Ascli van dëdëk, keukenzout, calciumcarbonaat, nucleïne uit dëdëk, phytine uit dëdëk, nucleïne uit gist, ovolecithine, Liebigs vleeschextract, en Spaansche peper.

Eijkman maakte verder een extract, door dëdëk met weinig water te weeken en uit te persen. De eene helft van het verkregen vocht werd met MgC03, de andere met CaC03 geschud, de beide deelen daarna vereenigd en 11a koken met NH3 sterk alkalisch gemaakt. Daarna werd gefiltreerd en in platte schalen gedroogd bij 37° C. Daarna werd met een weinig water opgenomen, met het tienvoudig volumen 96 % alcohol gemengd, en 11a bezinken de alcohol gedecanteerd en in vacuo ingedampt. Er werd een honigachtige

massa verkregen, waarvan 2 G. curatief werkt. Ook 1,5 G. is de volgende dagen voldoende. Hierin komt nog slechts 1,3 1,7 mG. P205 voor, zoodat hier bezwaarlijk de curatieve werking aan het phosphorgehalte kan worden toe-