De bedoeling van liet werk van spreker was, het hospitaalverblijf der patienten zooveel mogelijk te bekorten. Daartoe zal in t vervolg voorloopig eens per maand ingespoten worden; mocht blijken, dat gecombineerde behandeling, dus kwik + salvarsan noodig is, dan zal het voordeel van kort durend hospitaalverblijf weer opgegeven moeten worden. De heer Leusden is voor klinische toepassing der salvarsaninspuiting, en tegen poliklinische, zooals de heer ten Brink ze toepast. Wat de neurorecidieven betreft, spreker acht den observatietermijn van 8 maanden ruim voldoende; verreweg de meeste neurorecidieven treden immers op binnen 4 maanden na de injectie, slechts zelden daarna.

De heer ten Brink repliceert, en vindt dat de heer Leusden te lichtvaardig heenstapt over de kwestie der neurorecidieven; deze aandoeningen, die steeds groote gevai en meebrengen, kwamen in de statistiek van den heer Leus den veel voor. Spreker blijft bij zijn meening, dat ze grootendeels, door het geven van meer salvarsan dan geschied is, vermeden hadden kunnen worden.

De heer Wilkens vraagt waarom de intraveneuze salvarsaninjecties niet poliklinisch gegeven mogen worden; de heer Leusden zegt dat het in 't belang van den patiënt is, hem na de injectie onder medische controle te houden.

De heer Angenent zegt, dat de ervaring in Nederland geleerd heeft, dat de injectie zeer goed poliklinisch toegediend kan worden, terwijl de heer Flu opmerkt, dat Lesser er toch tegen waarschuwt.

Ten slotte debatteeren de heeren ten Brink, v. Roon, Knoch en Oostingh over de al of niet doeltreffendheid der maatregelen, in het leger genomen tot het behoorlijk nabehandelen van lues-lijders.

De heer Sitsen krijgt het woord, en laat een praeparaat zien, afkomstig van een sinusitis frontalis chronica. Het klinisch gedeelte wordt door den heer Knoch aldus beschreven: een vrouw van 40—50 jaar had protrusio bulbi