Malang niet toegezonden. Er bestaat echter aanleiding in dit rapport met een enkel woord op het voorkomen van deze rat in Ned.-Indië en op hare beteekenis voor de pest de aandacht te vestigen.

Mus decumanus (mus norvegicus, bruine rat, rioolrat, trekrat) is een groote sterke rat, die hoewel zij de nabijheid van den mensch niet schuwt, van gansch andere gewoonten en aard is dan mus rattus huisrat. Zij graaft haar holen buitenshuis en zoekt haar voedsel in riolen, stallen, vuilnishoopen en in kelders en benedenverdiepingen van huizen. Uiterlijk onderscheidt mus decumanus zich van mus rattus door grootte, korte ooren, dikken, naar verhouding tot het lichaam korten staart; van gunomys door den langen smallen kop (zie later de kenmerken van den schedel) met korte ooren, de bruine kleur van den pels, een haarpluimpje aan het einde van den staart.

Mus decumanus piept, terwijl gunomys blaast en knort. Mus decumanus heeft in Europa mus rattus sterk teruggedrongen zoowel op het land als in de stad. Consell vermeldt dat in de stad Tunis de rattenbevolking voor 95°/o uit decumanus bestaat, terwijl deze soort in het binnenland niet voorkomt. In Bombay vangt men ongeveer tweemaal zooveel rattus als decumanus; in Engelsch-Indië is de bruine rat eveneens tot de havenplaatsen beperkt. Lloyd vermeldt uitdrukkelijk dat mus decumanus in groote steden van het binnenland aan groote rivieren (Allahabad, Cawnpore) ontbreekt.

Ik had reeds gelegenheid in dit rapport te wijzen op de beteekenis van mus decumanus voor de pest. In Bombay is de rat verantwoordelijk voor de snelle uitbreiding door de wijken bij het begin van de jaarlijksche epidemie; minder beteekenis kent men haar toe als bron van besmetting voor den mensch. In de paragraaf over gunomys heb ik de opvatting van Lloyd weergegeven, die na vergelijking van decumanus-havens met gunomys-havens in de aanwezigheid