Zijn er ook eenige, wier moeder buiten Indië geboren is. Het cijfer 32,4 zou iets lager zijn, als men enkel lette op de Europeesche bevolking, die hier woont van geslacht op geslacht. Het juiste cijfer der Europeesche kindersterfte beneden twee jaar zal dus liggen tussclien 30 en 32,4 op 100 dooden. Voor de Inlanders leverden de kerkkofregisters liet getal 32,1. De overeenkomst is groot. Voor Nederland vond ik opgegeven dat er op 100 dooden 31 kinderen zijn, die niet ouder dan één jaar werden. Hier is Indië dus in het voordeel.

De voorafgaande cijfers kunnen niet bevestigen de meening, als zoude in een liooge nataliteit de verklaring dei liooge mortaliteit zijn te zoeken. Trouwens bij mijn talrijke bezoeken in de kampong heb ik nooit den indruk gekregen, dat de Inlandsclie gezinnen zoo kinderrijk zijn, eerder van het tegendeel.

Een tweede bedenking, die tegen de hooge sterftecijfers van Batavia gemaakt werd, betrof het groote aantal vreemdelingen, dal hier doorloopend is. Hoeveel er dat zijn, kan men nooit zeggen. Voor een schatting van hun getal wendde ik mij tot den patih en den controleur-kota, oordeelende, dat deze beiden door hun ambt tot zulk een raming in staat zouden zijn meer dan wie ook. De patih was zoo welwillend voor mij te doen nagaan, hoeveel menschen hier in pondoks gehuisvest konden worden. De bedoelde vreemdelingen zijn namelijk vrijwel alleen koelies; die bewonen niet zelf een huis, maar trekken voor enkele centen per nacht in een z. g. pondok. Slaapsteden zou men die kunnen noemen. Zoo kwam men in een rond getal tot 12000 vreemdelingen, vcor wie plaats was. De Controleur-kota sloeg er een slag in en noemde het getal 20000. Nemen we het laatste cijfer aan, omdat liet is in het voordeel van den man, die wil betoogen, dat het met de sterfte te Batavia zoo erg niet is. Volgens de laatste telling in 1905 zijn er te Batavia in een rond cijfer 100.000 Inlanders; dan zouden het er dus 120000 zijn met de vreemdelingen mee en de sterfte van 64.3 zou in die reden dalen